Deze theologische verhandeling geeft de visie van de schrijver weer op dogmatische methodiek en is een expressie van persoonlijke geloofservaring. In een interpreterend en kritisch gesprek met de kerkvaders van de eerste eeuwen en met moderne, protestantse theologen kiest en verwoordt hij zijn theologisch-existentiële positie in de lijn van een cultuurpessimistische, intuïtieve geloofsdoordenking, die neerkomt op explicitering van een unieke, onfundeerbare feitelijkheid van Jezus-ervaring. Zo staat hij tegenover het alternatief van een meer optimistische, rationeel-filosofische theologie, anderzijds van een ethisch-politieke oriëntatie. Een vergelijking christendom/andere godsdiensten valt minimaal uit. Aan christendom/jodendom (Jezus/Israël) zal een volgende studie gewijd zijn als onmisbare completering van dit eerste deel christologie. Het boek bevat veel dogmahistorische informatie, alleen voor theologen goed te lezen. De schrijftrant is opmerkelijk door de afwisseling van wetenschappelijk en persoonlijk taalgebruik. De schrijver is theologisch hoogleraar van orthodox-protestantse snit. De stofbehandeling is origineel en zelfkritisch. Leerzaam, ook voor andersdenkenden.
(Biblion recensie, G. Visser.)
(Biblion recensie, G. Visser.)