Het hoofdpersonage is Gerrit, een goed en eerlijk vakman van begin veertig, die begin jaren 1930 werkloos wordt. 'Valide Bedelaars' beschrijft hoe hij zich door deze moeilijke tijd heen worstelt. De lezer is getuige van de ellende en armoede waarin hij en zijn gezin moeten leven en van zijn gevoelens van onmacht, vernedering en eenzaamheid. Om in leven te blijven, glijdt hij langzaam af over het hellend vlak van de moraal, zonder ooit echt te 'vallen'. Hij merkt dat hij 'zelfs' niet deugt als dief en weet op het laatst niet meer of hij daar nu blij om moet zijn of niet: de dieven hebben tenslotte meer te eten dan hij en zijn gezin. Als het uiteindelijk zo ver komt dat hij geen steun meer krijgt omdat drie van zijn kinderen 'genoeg' geld verdienen het huishouden, raakt hij in een diepe depressie: hoe kan hij, een man in de kracht van zijn leven, nu leven op het verdiende geld van zijn jonge kinderen? Dat gevoel van 'overbodig' zijn, kan hij niet verkroppen. Wat moet hij doen?