Weinig eerste romans hebben zoveel opzien gebaard als Marijke Höwelers Van geluk gesproken. In Bij ons schijnt de zon keert, hoewel het geen vervolg is op Van geluk gesproken, een aantal figuren uit die roman terug, nu uit een andere hoek belicht. Centrale figuur is ditmaal mevrouw De Zeeuw, de moeder van Leo en daardoor, wat nogal wat vermakelijke situaties opleveren, de schoonmoeder van Rosa. Alles lijkt zo rustig te beginnen (in het hoofdstuk "Er gingen in haar krant veel geestelijken dood'):
' Öh dear," zei mevrouw De Zeeuw tegen haar Kaaps viooltje, "wil je méér of wil je minder water, waar ben je toch zo hangerig door geworden?" En terwijl ze, één hand op de stoelleuning, de tuit van haar Hindelopens gietertje weer tussen bloem- en sierpot uit wrikte, herhaalde ze: "oh dear."
Nu echter betrof het een ander vensterbankongeluk. Het water begon zich in een wijder wordende plas over de vensterbank te bewegen, zocht een plekje om over de rand te vloeien en druppelde tussen de verwarming en de muur naar beneden.
"Oh heden nee," zei mevrouw De Zeeuw, "hoe kun je nu doorgaan met lekken terwijl ik al lang opgehouden ben met gieten, naarling." en ze zette haar gietertje op de vensterbank tussen het Kaaps viooltje en de begonia in."
Een huiselijk, warm-menselijk tafereeltje. Maar het is stilte voor de storm. Want terwijl haar kinderen toch al zo veel te stellen hebben met hun relaties, hun carrière en de te verwachten erfenis gaat de oude mevrouw De Zeeuw in zaken. Met haar spaarcentjes en twee op het eerste gezicht o zo aardige jonge vrienden...
Het boek heeft een toon. Alles erin buitelt en prikt... Wie weet op zo'n bescheiden manier nog een hondsbrutale roman te schrijven? - Gerrit Komrij.