Terwijl de niet-gemengde school zowat overal tot een anachronisme is verworden, blijkt uit een aantal studies dat het co-educatieve stelsel niet helemaal voldoet aan de indertijd geopperde verwachtingen. Dit boek vergelijkt gemengd met niet-gemengd secundair onderwijs in Vlaanderen. Ingeleid door een historische en een theoretische inkadering, worden hierbij voornamelijk vragen beantwoord zoals: Zijn er inzake keuze van een ASO-studierichting door de leerling(e) verschillen tussen beide onderwijsstelsels? Leidt mixiteit tot een uitgesproken sekseroldoorbreking en is dan inderdaad sprake van een betere sociale integratie? Verloopt de ontwikkeling van welbevinden langs dezelfde lijnen in gemengde en gescheiden scholen? Hoe speelt bij dit alles de factor sekse van de leerling een rol en zijn er bijsturingenmogelijk? Het boek levert bepaalde uitkomsten op die wellicht niet door iedereen graag worden gehoord.
