In 1735 komt Roslinde met haar broer Nout in het Gelderse dorpje Altforst wonen. Ondanks haar goede bedoelingen raakt ze in de problemen. Nout wil daar een nieuw kerkje bouwen en gaat ter inspiratie naar Frankrijk, waar hij niet alleen veel leert over bouwkunst, maar zich ook snel ontwikkelt als tekenaar. Oude bekenden uit De Queeste van Puiflijk spelen opnieuw een rol, terwijl muziek als steeds terugkerend element door het verhaal loopt.