Het is de zomer van 1932. Adolf Hitler maakt zich op om Duitsland en de wereld in een verwoestende oorlog te storten, als de romanticus Johannis Liebe zich op 21-jarige leeftijd bij een Nederlands Jezuïetenklooster aanmeldt. Om aan het juk van zijn autoritaire vader te ontsnappen wil hij priester worden in de orde die absolute onderworpenheid van haar leden verlangt. In volstrekte afzondering doorleeft hij de oefeningen van Ignatius maar een mysterieuze geestverschijning kondigt hem aan dat hij "met Barabbas het klooster uit moet slenteren". Na een verplichte bedevaart te voet vol geheimzinnige verrassingen betrapt hij de Kloostervoogd op seksueel misbruik en wordt op water en brood gezet in "De Hel". Daar onthult de mystieke entiteit de ware reden van zijn verschijning, waarop hij besluit de lange arm van de orde te ontvluchten door naar Amerika te emigreren. Hem wordt echter nog één ondenkbaar zware last op de schouders gelegd. In "De Kus" doet hij 50 jaar later openhartig verslag van zijn verbijsterende belevenissen.
