Eric is zeventien jaar oud en staat op het punt naar de universiteit te gaan, als de dokter over hem het vonnis velt: acute leukemie. Zes maanden tot twee jaar geven de artsen hem nog te leven. De slag is verschrikkelijk. Zijn moeder heeft de jaren die volgen beschreven, de heldhaftige strijd van een jongen die veroordeeld is, maar die wilt leven. Het is een sober, diep ontroerend verslag over een jarenlang verbitterd gevecht tegen het einde, over dieptepunten, periodes vol pijn en teruggang, over tijden ook waarin er zwakke hoop is. Eric geeft nooit op en blijft strijden. In een razend tempo wordt hij volwassen. Een heel leven moet hij samenpersen in een paar jaren. "Eric" is een boek geworden over ziekte en pijn, maar ook over de overweldigende hulp die vrienden en vreemden kunnen geven, over geluk en liefde. Eric verliest zijn gevecht, maar de grote moed en de geesteskracht waarmee hij de strijd voert, zijn een ononderbroken lofzang op het leven.