Praten over de Tweede Wereldoorlog was in Nederland in de vijftiger jaren nog allesbehalve vanzelfsprekend. Het waren de jaren van hard werken en niet klagen. In de decennia erna onderging Nederland een mentale transformatie. De emotie emancipeerde; de zwijgcultuur en de flinkheidsmoraal uit de wederopbouwperiode veranderden in de praatcultuur van de jaren zeventig en tachtig, en vervolgens in de 'traumacultuur' van nu. Hoe is de verbreiding van het begrip 'trauma in zijn werk gegaan? Waardoor is het slachtofferschap uitgelopen op een klaagcultuur, waarin geen ramp of rampje het kan stellen zonder toesnellende traumapsychologen? En welke invloed hebben cultuur, religie en levensbeschouwing op het ondergaan van traumatische belevenissen?