Bundel met vier korte verhalen, losjes met elkaar verbonden, gesitueerd tijdens de crisistijd in Nederland in de jaren '30 van de twintigste eeuw. De verhalen geven een schrijnend beeld geven van de bittere armoede in de crisisjaren, waarbij het permanent ontbreken van geld voor de grootste ellende zorgt. Van der Veen laat een jonge verteller aan het woord, de zoon van een ontslagen reiziger in tabak. De lezer leeft mee met de sores van diens gezin. De schulden bij huisbaas en leveranciers, de uiteindelijke verhuizing naar een mindere buurt, het vernederende aankloppen om hulp bij iets meer bevoorrechte familieleden Centraal in de verhalen staat de moeder. Het is haar verdriet dat op de voorgrond treedt, haar teleurstelling. Het laatste verhaal, 'Ledigheid', is de aangrijpende geschiedenis van de jonge werkeloze die naar Spanje gaat om tegen Franco te vechten.
