Het suikerdorp gaat over Hoogkerk, een dorp dat vanaf 1969 meer en meer een stadswijk van Groningen werd. Het bleef echter een dorp in een stad, vol eigenzinnige inwoners, die vele dorpse fratsen uithaalden. De kleurrijke figuren die deze bundel bevolken zijn illustratief voor de (voormalige) inwoners van het dorp, waarin de auteur zijn jeugd doorbracht.
De gedichten gaan over een schijnbaar onschuldige tijd, die dat echter niet was, omdat de dorpelingen de hypotheek van de oorlog en de wederopbouw als een last op hun schouders droegen. Op licht ironische wijze beschrijft de auteur ook de rol die godsdienst in deze samenleving had, en hoe men vanuit de kerk het leven wist te bepalen, met al het kleinmenselijk leed van dien.
De gedichten gaan over een schijnbaar onschuldige tijd, die dat echter niet was, omdat de dorpelingen de hypotheek van de oorlog en de wederopbouw als een last op hun schouders droegen. Op licht ironische wijze beschrijft de auteur ook de rol die godsdienst in deze samenleving had, en hoe men vanuit de kerk het leven wist te bepalen, met al het kleinmenselijk leed van dien.