Mehmet is 12 jaar en woont in een klein Turks dorpje. Er is geen dokter en geen fatsoenlijke school in de buurt, maar Mehmet houdt van het harde en afwisselende boerenleven dat ze daar leiden.
Tot zijn verdriet en woede vertrekt het hele gezin op een kwade dag toch naar de hoofdstad Ankara. Daar wacht ze niet het comfort en het prettige werk dat ze door oom Yusuf is voorgespiegeld, maar een slavenbestaan en een krot om in te wonen. Alleen Mehmet weet met zijn hond Korsan aan de schraapzucht van oom Yusuf en de machtswellust van tante Fatma te ontkomen.
Samen met zijn vriend Muhlis weet hij een aardige handel in tweedehands kleren op te zetten. Op hun tochten door de stad leren Mehmet en Nuhlis heel wat mensen kennen, maar Mehmet houdt het gevoel een niemand te zijn - en de grote stad blijft hard en gevaarlijk. Muhlis overleeft het niet en dan is er voor Mehmet nog maar één besluit mogelijk. Hij maakt zich los van zijn familie en keert, met de wagen die Muhlis nog zo mooi beschilderd had.
Tot zijn verdriet en woede vertrekt het hele gezin op een kwade dag toch naar de hoofdstad Ankara. Daar wacht ze niet het comfort en het prettige werk dat ze door oom Yusuf is voorgespiegeld, maar een slavenbestaan en een krot om in te wonen. Alleen Mehmet weet met zijn hond Korsan aan de schraapzucht van oom Yusuf en de machtswellust van tante Fatma te ontkomen.
Samen met zijn vriend Muhlis weet hij een aardige handel in tweedehands kleren op te zetten. Op hun tochten door de stad leren Mehmet en Nuhlis heel wat mensen kennen, maar Mehmet houdt het gevoel een niemand te zijn - en de grote stad blijft hard en gevaarlijk. Muhlis overleeft het niet en dan is er voor Mehmet nog maar één besluit mogelijk. Hij maakt zich los van zijn familie en keert, met de wagen die Muhlis nog zo mooi beschilderd had.