Meer dan 4,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×


Literaire voordracht Boekenbal: Wij zijn alles

Tijdens het Boekenbal werd er een spokenwordoptreden opgevoerd met dansers, geheel in het thema van de Boekenweek: 'ik ben alles'. Literaire fragmenten uit werken van auteurs Koen Caris, Mariken Heitman, Benzokarim en Karin Amatmoekrim werden door de auteurs na elkaar voorgedragen en zo versmolten tot één verhaal.

Er zit iets in het water wat ons een zesde zintuig heeft gegeven voor alles wat te ver afwijkt van de norm. Knik in je pols? Halszaak. Zitten met je benen gekruist? Reken maar dat je gezeik krijgt. Dat ik me zulke dingen niet aantrek, betekent niet dat ik erop zit te wachten.

Voor de zekerheid hebben we een kort onderzoek onder ons gehouden – we hadden een vermoeden – en kregen gelijk: zonder uitzondering had iedereen van ons altijd het gevoel anders te zijn. Iedereen vond zichzelf er niet helemaal bij horen, dacht nooit helemaal te snappen wat anderen kennelijk vanaf dag één simpelweg waren. Niemand had ons bijgepraat. Herkenbaar?

Al van jongs af aan voel ik me een vreemdeling. Ik was het derde kind; de eerste was een jongen en de tweede was een meisje. Voor mijn gevoel was de familie al compleet zonder mij.

Ik heb altijd geweten dat ik een ongelukje was. Daar kunnen we heel dramatisch over doen (ik, als tiener, te pas en te onpas de zinsnede ‘ik was een ongelukje’ ponerend, met als enig doel om me te vermaken met de haastig gehakkelde verbeteringen van leraressen en moeders-van-vriendinnetjes dat ik niet zo min over mezelf moet denken, je bent juist een gelukje, je moeder mag in haar handjes knijpen met een kind als jij) maar het is allemaal toneel. Een compositie die ons wil doen geloven dat andere kinderen dan degenen die onbedoeld verwekt zijn, meer gewenst zijn.

Ik voel me niet uit welk hout dan ook gesneden, eerder uit papier-maché. Ik kan geen banden plakken. Ik weet niet hoe je het noorden vindt zonder kompas of hoe een rijstkoker precies werkt. En ik denk ook niet dat ik supergeschikt zou zijn voor martelingen.

Ik ben de zoon van tram 4 en 6. De kleinzoon van spoor 3 en 5. Ik ben artikel 1 van de Grondwet. De kleur van mijn paspoort was niet altijd bordeaux. Mijn familienaam is die van vissers. In mij vechten een leeuw en een adelaar. Soms met, soms tegen elkaar

Mijn vader was geen volbloed Chinees. Zijn vader was wel volbloed. Maar zijn moeder was een halve Chinees. Wat de andere helft van zijn moeder was, weet ik niet zeker. Ze was donker, ik geloof dat ze negroïde was. En mijn moeder? Wat zij voor bloed had? Ik heb geen idee. Ze zei dat ze Duits bloed had, en Chinees natuurlijk. Niemand weet het precies.

Ik voel me niet uit welk hout dan ook gesneden, eerder uit papier-maché. Ik kan geen banden plakken. Ik weet niet hoe je het noorden vindt zonder kompas of hoe een rijstkoker precies werkt. En ik denk ook niet dat ik supergeschikt zou zijn voor martelingen.

Ik ben de zoon van tram 4 en 6. De kleinzoon van spoor 3 en 5. Ik ben artikel 1 van de Grondwet. De kleur van mijn paspoort was niet altijd bordeaux. Mijn familienaam is die van vissers. In mij vechten een leeuw en een adelaar. Soms met, soms tegen elkaar.

Mijn vader was geen volbloed Chinees. Zijn vader was wel volbloed. Maar zijn moeder was een halve Chinees. Wat de andere helft van zijn moeder was, weet ik niet zeker. Ze was donker, ik geloof dat ze negroïde was. En mijn moeder? Wat zij voor bloed had? Ik heb geen idee. Ze zei dat ze Duits bloed had, en Chinees natuurlijk. Niemand weet het precies.

Ze vragen me naar m’n roots. Ze willen me kunnen plaatsen. Ik vraag me af of het ertoe doet. Maar goed, kan de bal terugkaatsen. En het daarbij laten.

Je bent niet zoals wij, hoorde ik fluisteren, je ziet er anders uit, je gedraagt je zo raar. Wil je niet op ons lijken, hou je niet van ons? Dan houden wij ook niet van jou.

Maar wij, wie zijn wij, en wat zijn wij van elkaar, en waar begint de plicht om loyaal aan elkaar te zijn? Ik denk dat het is bij een gedeelde schaamte, als we weten wie we zijn achter onze maskers.

Schaamte is niet alleen het ongewenst opgelegd krijgen van een identiteit, beoordeeld worden op grond van de bijbehorende stereotyperingen en de effectieve ontmenselijking die dat met zich meebrengt. Het is ook de angst voor zichtbaarheid van de werkelijke identiteit, de angst ontmaskerd te worden.

Vertel me: wie gaat me bezien zoals ik dat zelf doe? Wie vertelt me dat ik iets toevoeg? Eén stap, één stoot, één ronde tegelijk. Ik bevecht de wereld; jou en mezelf.

Ik maak mezelf wijs dat ik sta als een rots, dat ik blik noch bloos. Maar ik ben een zoutpilaar, bevroren, beschaamd.

Was mijn vader er niet geweest, dan was het makkelijker geweest. In de zoektocht naar mijn identiteit is hij als een spiegel in een te felverlichte ruimte; tegenover hem komt elke onvolkomenheid aan het licht. Hij kan ontmaskeren, alleen al door te zijn wie hij is; dat deel van mij dat achter is gebleven op de grond waarvan ik nu al zo lang en zo ver verwijderd ben.

Ik wil deze dingen niet denken, hè? Maar ik geloof dat het belangrijk is om, wanneer ellende zich aandient, de ergste dingen te denken die je denken kunt. Je kunt dat soort gedachten maar beter gewoon hebben, anders komen ze ’s nachts op je raam kloppen, net als je bijna in slaap valt. Treed ze overdag tegemoet, met open vizier, dat is beter, geloof me.

Ik zie de gedachtes vertrekken. Langzaam sluipen ze uit mijn hoofd.

Regel één is de eerste, de laatste, de belangrijkste: je aandacht mag niet verslappen. Eén seconde zwakte is genoeg om alles te verpesten. Je moet proberen door je eigen keel te vallen. Een grot zoeken diep in jezelf, waar niemand je kan vinden en waarin je alles kunt schreeuwen wat je wilt omdat het toch tegen de muren terugkaatst. Je lacht om de grappen, je maakt ze zelf ook. En wat je ook doet, je kijkt niet. Dat is regel twee: je kijkt nooit. Ook niet even, ook niet als je denkt dat het wel kan. Het kan niet. En regel drie, net zo belangrijk als niet kijken: je zorgt dat je niet bekeken wordt.

Kijken vormt, zoals aanhoudende wind een vliegden scheef doet groeien. We boetseren elkaar en later onszelf in de gewenste vorm. Middelmatigheid is het veiligst. Maar als de klei hard is, valt er niet meer te boetseren. Mensen kijken naar mij, ik begrijp wat ze bedoelen en ze bedoelen het goed, meestal, de mensen met hun correcties, in woorden, blikken en soms in daden.

Wat ik wil zeggen, is dat je mensen goed in de gaten moet houden. En je moet mensen nooit te veel vertrouwen. In het Surinaams zeggen ze: A moro mi sabi libisma, a moro mi lobi mi dagu, hoe meer ik de mens leer kennen, hoe meer ik van mijn hond houd. Ik vertrouw alleen op de overtuiging dat niemand te vertrouwen is. Teleurstelling als enige zekerheid in het leven, en schande aan wie zich laat beetnemen door te geloven in een happy end.

Waren mijn teleurstellingen stoeptegels, dan vulden ze straten.

Maar, regel vier (optioneel, voor je eigen zielenrust): je neemt het de anderen zo min mogelijk kwalijk. Je bent dankbaar, heb je dat begrepen? Dat je niet in de Middeleeuwen leeft, of in Senegal, of in een van die achterhaalde vierkante staten in Amerika waar je beter je geweer kunt legen op je klasgenootjes dan verliefd worden op sommigen van hen. Je bent dankbaar dat je jouw anders-zijn tenminste kunt verstoppen.

Ik kan niet uitleggen hoe vervreemdend het is als je binnenwereld conflicteert met buiten. Dat je aan jezelf gaat twijfelen, eerst. Hoe dat verschil uiteindelijk resulteert in schaamte en dat je schamen voor jezelf een niet te winnen strijd is.

Als je weet hoe je van jezelf kan houden, kun je het me dan leren? Als je weet welke weg te belopen, wil je me dan weerhouden van de verkeerde? Als het buiten proportie is, afwijzen een optie is, zeg je me dan dat ik stoppen mag? Is het het één, óf het ander? Of alles, of niets?

Hoe je voor de een op de ander lijkt, en de ander juist herinnert aan de een. Hoe je dan nergens echt thuishoort.

Ik weet wat de film laat zien, daarom is het essentieel dat ik hem blijf herhalen tot de rol begint te slijten. Tot de beelden vervagen en uiteindelijk worden verdrukt door andere dingen.

We fantaseren een werkelijkheid die ons beter uitkomt en het staat allemaal in dienst van het grote verlangen om vrij te zijn, zonder inmenging van die vermaledijde realiteit.

Het lijkt me aantrekkelijk, te leven in een spiegelloos tijdperk. Een tijd vóór we de binnenkant van onze huizen behingen met spiegels, waar we maar steeds verslaafde, gepijnigde en verdronken blikken in werpen, bezeten van onszelf. Hoe de ander ons ziet, hoe we onszelf zien. Hoe we ons daarnaar gedragen. Sociale media om dat beeld tot in de puntjes te sturen en te verfijnen. Ik zou willen dat ik de ander niet steeds als alternatieve spiegel gebruik, dat ik de ander niet nodig heb om me te vertellen wie ik ben.

Ik verkies jouw spiegel boven de mijne. Ik trek me alles aan, van jou. Ik trek alles uit de kast, alles wat maar past. Ik trek alles, alles uit z’n verband. Een nieuw zelfportret kwam goed van pas.

Maar er zijn ook momenten dat ik juist wens te doen waarnaar ik zo hevig verlang, de keuzes te maken op innerlijke noodzaak, willens en wetens andere mensen op het spel te zetten. Onverbiddelijk te zijn wie ik ben. Zelfs als het een zekere ondergang betekent.

Want wij zijn oké hè. Ook als we zelf soms misschien denken van niet, of als mensen dat tegen ons zeggen. Dan hebben ze het fout. Er is niks mis met ons.

Niemand vroeg jou om je mening. Je zit onder m’n nagels en vindt zo de weg naar m’n huid. Jij verwacht dat ik door jouw ogen kan blijven kijken. Je blikken branden, je woorden landen, maar laten me koud. Je speelt verstoppertje met je eigen gebreken. Alleen ik moet eraan werken.

Als we je onderweg zijn verloren – daarvoor hebben we begrip, onder ons bevinden zich eigenwijzere en minder welwillende zielen dan jij – onthoud dan enkel dit: dat iets werkt maakt het niet waar. Dat het kan maakt het niet juist. Dat het past betekent niet dat het klopt. Dat het zingt verandert niets aan tekst. Dat je iets hervormt maakt het nog niet van jou en dat je iets vindt – nou en.

Reacties op: Literaire voordracht Boekenbal: Wij zijn alles