Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

De bedachtzame keizer

André van Dijk 24 september 2014
Na Stoner en Butcher's Crossing worden we voor de derde keer getrakteerd op een herontdekt juweeltje van John Williams. Met Augustus (1972) weet hij opnieuw de wankelmoedige heroïek van een zoekende man bloot te leggen. Maar nu van een man 'on top of the world'.

De Romeinse keizer Augustus (zijn eigenlijke naam is Gaius Octavius), bekend als de heerszuchtige adoptiezoon van Julius Caesar, wordt door zijn tegenstrever Marcus Antonius weggezet als 'die kleine bastaard met die bleke kop'. Dat zijn kwalificaties die je niet leest in een gemiddeld geschiedenisboek maar die John Williams aan het papier toevertrouwt alsof hij uit eerste hand citeert.

Oom Julius
Het is de bedwelmende kracht van Augustus: Williams laat een keur aan tijdgenoten van de keizer aan het woord die in hun persoonlijke berichten en verslagen een compleet beeld boetseren van het tijdperk Augustus. De levensloop van de jonge Gaius Octavius, die na de dood van zijn oom Julius diens status en titel erft, laat zich lezen als een energiek ooggetuigenverslag dat een haast actuele sfeer uitstraalt.

In een vroege brief van Julius Caesar aan zijn nicht Atia, Augustus' moeder, deelt hij mee Gaius Octavius naar het Griekse Apollonia te sturen. Daar kan hij, buiten de invloedssfeer van het ontaarde Rome, een degelijke – lees: militaire – opleiding krijgen om klaargestoomd te worden voor de veldtochten tegen de opstandige Parthen. Eenmaal gearriveerd, krijgt Octavius het bericht dat Caesar is vermoord.

Tactisch heerser
Vanaf dat moment eigent de twintigjarige erfgenaam zich de macht toe en omringt hij zich met loyale legioenen om naar Rome te marcheren. Er volgt een confrontatie met de machtsbeluste Marcus Antonius die zich vreselijk ergert aan de 'pompeuze, weinig indrukwekkende knaap' die zich gedraagt 'als een diepbedroefde weduwe, terwijl hij zich Caesar noemt, wat een onzin allemaal'.

Door de correspondentie en berichtgeving van de hoofd- en bijrolspelers – zoals Marcus Agrippa, Cicero, Livius, Horatius, Marcus Antonius en Cleopatra – laat John Williams op fraaie wijze zien hoe Octavius/Augustus zich staande houdt als dictator van Rome. Hoe hij de grenzen van het Rijk moet verdedigen, terwijl er doorlopend aan zijn stoelpoten wordt gezaagd en hij tegelijk ook in familiekring de boel op orde moet houden. Er is roddel en achterklap, machtsmisbruik en repressie, er worden allianties gesmeed die maken dat vrienden niet meer van vijanden onderscheiden kunnen worden.

In dit geweld blijft de bedachtzame Augustus een tactisch heerser die niet terugdeinst om met harde hand zijn visie en veiligheid te waarborgen. De onbetrouwbare Marcus Antonius – inmiddels gelieerd aan Cleopatra – wordt definitief verslagen, de ooit bevriende Cicero wordt verbannen en vermoord, zelfs zijn eigen losbandige dochter Julia krijgt levenslang op een afgelegen eiland.

Vergeefsheid
Het zijn de fictieve woorden van anderen waarmee John Williams een levendig portret schetst van een man die goed weet dat hij slechts een radertje in het geheel is. Hoe machtig ook, het is vooral de onmacht die Augustus telkens weer te lijf moet gaan. Zijn verwantschap met dichters en filosofen, meer dan met militairen en senatoren, kenmerkt zijn diepste gedachten over de vergeefsheid van het bestaan. Maar voor de continuïteit van Rome moet gezorgd en desnoods gestreden worden.

De ontroerende laatste brief van Augustus is het meest indrukwekkend. In een openhartig afscheid van het leven beschrijft hij de ambitie van de jeugd, de magie van de erotische liefde en de angst van de Romein voor zowel de onvoorspelbare zee als de ongrijpbare dichters. Een staaltje vroege zelfkennis:

Ik ben een mens, en even dwaas en zwak als de meeste mensen. Als ik iets op mijn medemensen heb voorgehad, dan is het dat ik dat van mijzelf heb geweten, en dus hun zwakheden heb gekend, en nooit heb gedaan alsof ik meer kracht en wijsheid in mijzelf aantrof dan in een ander. Dat ik dat wist, was een van de bronnen van mijn macht.

Geschiedschrijving in optima forma: geen deskundige historicus die terugblikt en conclusies trekt, maar de belangrijkste personages die in hun eigen woorden – en met een eigen stem – de werkelijkheid verbeelden. John Williams werkt dat perfect uit, behalve dat hij in de brieven soms teveel informatie kwijt wil om de draad van het verhaal helder te houden. Dat wringt met het adagium 'show, don't tell', maar doet niets af aan de geweldige indruk die deze roman achterlaat.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van André van Dijk