Lezersrecensie
Zo droomde ik mij taal, ongrijpbaar
Met Kolja schreef Arthur Japin opnieuw een roman waarin historische feiten en fictie mooi met elkaar zijn verweven. De roman is gebaseerd op het echte leven van Pjotr en Modest Tsjaikovski en Nikolaj Konradi in het Rusland aan het einde van de 19e eeuw. Japin heeft zich verdiept in allerlei historische naslagwerken en heeft geprobeerd om de aanloop naar Tsjaikovski’s dood te reconstrueren zoals die hem het meest aannemelijk lijkt.
De roman begint op het moment dat de 23 jarige Kolja erachter komt dat Pjotr plotseling is overleden. De officiële doodsoorzaak is cholera door het drinken van besmet water. Er doen veel geruchten de ronde, waardoor Kolja besluit om de ware toedracht van de dood van Pjotr te onderzoeken. Deze zoektocht wordt afgewisseld met dagboekfragmenten van Modest, waarin hij verslag doet van de belevenissen en ontwikkeling van Kolja en de relatie tussen Kolja en de Tsjaikovski’s.
Zoals in veel romans van Japin is ook hier het anders zijn een thema. Dit geldt voor Kolja die als dove een buitenbeentje is, maar zeker ook voor de broers Tsjaikovski die vanwege hun geaardheid nooit echt zichzelf konden zijn. Hier is duidelijke link met het huidige Rusland waar homoseksuelen weer volop vervolgd worden.
Japin schrijft in een vlotte makkelijke leesstijl en bouwt door de afwisseling in heden en verleden een mooie spanningsboog op. Bijzonder zijn vooral de schitterend gevormde beeldende zinnen die hij gebruikt om het idee van taal, geluid en muziek te beschrijven voor iemand die niet kan horen. “Dacht ik aan woorden, zag ik vlinders… Zo droomde ik mij taal, ongrijpbaar.”
Door het verhaal heen sijpelt steeds de vraag naar de kracht én de onmacht van woorden.
De roman begint op het moment dat de 23 jarige Kolja erachter komt dat Pjotr plotseling is overleden. De officiële doodsoorzaak is cholera door het drinken van besmet water. Er doen veel geruchten de ronde, waardoor Kolja besluit om de ware toedracht van de dood van Pjotr te onderzoeken. Deze zoektocht wordt afgewisseld met dagboekfragmenten van Modest, waarin hij verslag doet van de belevenissen en ontwikkeling van Kolja en de relatie tussen Kolja en de Tsjaikovski’s.
Zoals in veel romans van Japin is ook hier het anders zijn een thema. Dit geldt voor Kolja die als dove een buitenbeentje is, maar zeker ook voor de broers Tsjaikovski die vanwege hun geaardheid nooit echt zichzelf konden zijn. Hier is duidelijke link met het huidige Rusland waar homoseksuelen weer volop vervolgd worden.
Japin schrijft in een vlotte makkelijke leesstijl en bouwt door de afwisseling in heden en verleden een mooie spanningsboog op. Bijzonder zijn vooral de schitterend gevormde beeldende zinnen die hij gebruikt om het idee van taal, geluid en muziek te beschrijven voor iemand die niet kan horen. “Dacht ik aan woorden, zag ik vlinders… Zo droomde ik mij taal, ongrijpbaar.”
Door het verhaal heen sijpelt steeds de vraag naar de kracht én de onmacht van woorden.
1
Reageer op deze recensie