Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Mahler, Reich & Marco Borsato

Henri Osewoudt 08 maart 2020
Een boek verdient wat mij betreft een ster als ik in plaats van het voortijdig door de kamer te laten vliegen of in een hoek te smijten, op ordentelijke wijze de laatste bladzijde omsla. Of minder omslachtig geformuleerd: als ik het boek in kwestie uitlees. Afgaand op het aantal pagina's dat je in Max, Mischa en het Tet-offensief moet omslaan om tot op de laatste te geraken, zou een extra ster waarschijnlijk wel op zijn plaats zijn. Dit is een van de omvangrijkste boeken die ik als forens dagelijks heb meegezeuld (overigens zonder dat het mijn routine zo dramatisch heeft verstoord als Hebban voorspiegelt, zo ben ik nooit vergeten uit de trein te stappen en als ik al eens eerder van mijn werk vertrok stond dat volledig los van dit boek) en ik ken niet veel romans (wel in een band uitgegeven natuurlijk, Het Bureau of Knausgard tellen niet mee) die de ruim 1200 bladzijden van Max, etc. naar de kroon steken. In het toernooi van de zwaargewichten blijft A Suitable Boy van Vikram Seth de ongeslagen kampioen, maar bijvoorbeeld Infinite Jest haalt inclusief voetnoten de 1100 pagina’s nog niet eens (hoewel ik vermoed dat die op wordcount deze uitdager wel kan hebben).

Op Hebban wordt door lezers nogal duchtig de loftrompet gestoken voor deze kloeke vertelling. Is hier wellicht sprake van een letterkundig Stockholmsyndroom? Willen mensen het soms heel graag heel goed vinden omdat ze het door zijn omvang een forse investering van tijd en energie opeist? Een recensent alhier wiens mening ik hoog acht, jubelt zelfs dat Harstad erin slaagt om de overdaad van Proust te verenigen met de kaalslag van Beckett. Zou het? Is dat mogelijk? Kan het alomvattende van Mahler (een symfonie is de hele wereld) gepaard worden aan het minimalisme van Steve Reich, zonder dat er verflauwing, verdunning of dissonantie optreedt? Over muzikale vergelijkingen gesproken: Marja Pruis maakt in haar uitstekende en genuanceerde recensie voor de Groene Amsterdammer gewag van Marco Borsato. Dat is dan misschien ook weer wat cru, maar het kunstje dat Harstad flikt voerde mij terug naar het midden van de jaren negentig toen Peter Nadas met Het boek der herinneringen, critici in vervoering bracht met zijn geëxalteerde stijl. Als voorbeeld van die achthonderd bladzijden oho zo prachtige stijl werden dan in recensies steevast alleen de laatste twee zinnen geciteerd, waarin eenvoudigweg werd gezegd (ik parafraseer nu, ‘dat het allemaal zo simpel was’). Het loont dus onmiskenbaar om lange (kronkel)zinnen af te wisselen met puntige wijsheden. Verder weet Harstad weliswaar met onmiskenbaar vakmanschap zijn zinnen langer te maken dan strikt noodzakelijk, maar ontberen deze zinnen naar mijn smaak de complexiteit van die van Proust (of van Peter Nadas of Javier Marias wat dat betreft). In de zinnen van Harstad raak je niet gedesoriënteerd of verdwaald. Ze kronkelen niet, maar zijn eerder verbazend rechtlijnig. Ik wil hem nog wat verder trekken: Jane Smiley stelde ooit dat er vijf vormen van complexiteit kunnen worden onderscheiden voor de roman: taal, onderwerp, karakter, decor en plot. Op deze wijze bekeken bekruipt mij het gevoel dat Max, Mischa & het Tet-offensief wellicht uit angst om niet voor belangrijke roman te worden versleten, veel complexer wil lijken dan het in wezen is.

Marja Pruis zegt dat Harstad met Max etc. een feelgoodroman over gewone mensen heeft geschreven. Dat is een rake analyse, maar ik zou meer bepaald willen stellen dat Harstad een jongensboek heeft geschreven. Het verhaal vertoont veel kenmerken van wat iemand op een jongenskamer zo tussen zijn veertiende en zijn zeventiende bij elkaar droomt over een volwassen leven waarin het Plan A (voor mijn generatie iets met sport, film, schrijven of rock) onverkort tot uitvoer kan worden gebracht wat leidt tot een fascinerend leven in New York met passende vriendschappen en relaties en zo. Voor de echt gewone mensen, zij die moeten terugvallen op hun Plan B en onderwijzer, coach, IT expert, accountant, recruiter of buschauffeur worden, is in deze vertelling geen plaats. Het eerste pakweg kwart of derde deel van Max, Mischa etc. was voor mij dan ook het sterkste deel van het boek. Harstad schrijft pakkend en invoelend over Max Hansen, zijn Noorse jeugd (en de heimwee daarnaar), zijn adolescentie in een Amerikaanse voorstad en hoe hij dankzij een passie voor toneel zijn plek in het leven weet te veroveren. Het heeft allemaal wel iets van landgenoot Knausgard, maar dan onbezwaard door schaamte en overmatig zelfbewustzijn.

Ieder jongensboek komt ten einde als er meisjes aan te pas komen, en dat is ook hier het geval. Tevens is dat ook het moment dat mijn kritische rede meer en meer aan het verhaal begint te knagen, niet omdat het vanaf dat moment geen jongensboek meer zou zijn, maar juist omdat het dat ergens wat lijkt te blijven. Het beschrijft het leven zoals Hollywood het graag schetst: sentimenteel en vanzelfsprekend: iedereen wordt verliefd op Max zonder dat dat ingewikkeld, pijnlijk of ambigu wordt en iedereen is getalenteerd en creatief en weet dat ook om te zetten in succes en prijzen en beurzen. Het personage dat het meest onder lijdt onder dit simplistisch sentiment is wel de arme oom Owen die niet alleen als een soort Forrest Gump moet opduiken op allerlei plekken waar geschiedenis wordt geschreven, maar ook nog eens wordt opgezadeld met een levenslange fascinatie voor een vrouw die hij maar nauwelijks kent en zijn droom om jazzpianist te worden ziet vervliegen omdat hij alleen maar van blad kan spelen en dus niet weet hoe te improviseren. Zo hapklaar krijg je het toch niet vaak voorgeschoteld in een vertelling met literaire pretenties. Elders is de vertelling wat minder grijpbaar. In de uiterst lange, gedetailleerde, vol academisch jargon gestouwde beschrijvingen van de kunstwerken van Mischa bijvoorbeeld. Die dus afgaand op het binnenwerk van het boek door de schrijver zelf op zijn pc in elkaar zijn geknutseld. Is dit een (te) doorwrochte parodie op een discours dat eigenlijk al een parodie op zichzelf is, of moet het een soort metacommentaar zijn? Hoe dan ook, Mischa de scheppend kunstenaar overschaduwt Mischa als vrouw volledig. De uitgebreide beschrijvingen van de conceptuele toneelstukken van Max, inclusief de receptie ervan door critici en publiek, zijn aanmerkelijk leesbaarder, maar ook hoogmoedig, gespeend van humor en op een geaffecteerde manier cynisch. Zeer opmerkelijk is ook dat Max in zijn laatste toneelstuk Alien herinterpreteert als een antikapitalistische parabel, terwijl deze film volgens de scenarist vooral gezien dient te worden als een metafoor voor de masculiene angst voor overweldiging en zwangerschap. Als lezer ben je toch benieuwd wie hier in zijn research ziende blind voor is geweest: de schrijver Harstad of het personage Max Hansen.

Enfin, jongens blijven jongens en zullen dat ook altijd zijn. Max blijft zich hardnekkig vastklampen aan zijn adolescentie, wat betekent dat miskenning en zelfbeklag zijn deel blijft en uiteraard geldt dat wie niet los kan laten ook niet kan groeien en nieuwe, betekenisvolle verbintenissen aan kan gaan. Getuige boeken als Hassleby en Heterdaad is Harstad niet vies van metafictie en parodie en kan of moet Max etc. ook (deels) gelezen worden als een pleidooi voor de verbeelding en tegen de tendens, ook in de moderne Noorse literatuur aanwezig (hallo Knausgard) om het autobiografische, de eigen navel, steeds maar verder uit te vergroten. Als dat (deels) de bedoeling was, is deze missie misschien wat al te ver doorgeschoten. Uiteindelijk heb ik hoe dan voldoende van mijn gading kunnen vinden om in goede orde het einde te halen, maar aan dat einde wachtte toch veeleer opluchting dat het volbracht was dan apothese.
4

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Henri Osewoudt

Gesponsord

Deze thriller trekt je razendsnel mee in een complot met onbetrouwbare staatslieden met hun eigen agenda's, internationale conflicten en hoogoplopende bedreigingen voor de samenleving.