Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

"Filosofische onderzoekingen" van Wittgenstein: vol verwondering dwalen door het veelvormige labyrint van onze taal

Nico van der Sijde 29 februari 2020
Ik ben al jaren geïnteresseerd in taalfilosofie, en in de vraag wat onze woorden wel en niet kunnen betekenen. Jaren geleden las ik daarom van alles van en over de onnavolgbare Jacques Derrida, en ook wel het nodige van en over Saussure, Jakobson, Paul de Man, Barthes, Foucault, Eco (behalve romanschrijver ook professor in de semiotiek), Heidegger en Rorty. En van Stefan Themerson, niet te vergeten. Maar aan Wittgenstein had ik mij nooit gewaagd, hoe rete- interessant ik diverse stukken over hem (o.a. van Patricia de Martelaere, Roger Scruton, Richard Rorty) ook vond. Zijn "Filosofische onderzoekingen" stonden wel in mijn boekenkast, maar kwamen er niet uit. Maar ja, nu barst er op Hebban een klein leesclubje los over "Wittgenstein's Mistress" (een roman van David Markson), waardoor ik alsnog gehoor gaf aan mijn jarenlang genegeerde aandrang om die "Filosofische onderzoekingen" uit de kast te trekken. Nou, dat had ik dus veel eerder moeten doen, want ik genoot van dit boek als een kleuter.

Ik heb dit boek zo onbevangen mogelijk gelezen: zonder mij erg te laten imponeren door de naam en faam van Wittgenstein, en zonder er mee te zitten dat ik sommige dingen niet begreep. En ook meer gericht op plezier en esthetisch genot dan op leren van filosofische lessen. Dat is niet per se de juiste manier, maar het was wel mijn manier. Ik ben nou eenmaal geen geschoold filosoof, maar een hedonistische lezer. Net als Bert Keizer overigens, die " Ludwig Wittgenstein. Taal, de dwalende gids" schreef: een aanstekelijk boekje van een liefhebber, dat mij prima hielp mij om Wittgenstein beter te snappen, en vooral om plezier te beleven aan Wittgensteins avontuurlijke denken.

"Filosofische onderzoekingen" bestaat uit allemaal vrij korte stukjes, die wel samenhangen maar in een heel open en beweeglijke structuur. In die stukjes wordt dan meestal in korte fictieve dialogen stilgestaan bij vragen over wat woorden en zinnen allemaal kunnen betekenen en hoe we die betekenis wel of juist niet kunnen herkennen. Wittgenstein zoekt echter niet naar "het wezen der dingen" of "het wezen van de kennis": hij onderzoekt hoe woordbetekenis in het dagelijks gebruik werkt en functioneert. Dus hoe we taal gebruiken als instrument, en welke (vaak onuitgesproken) regels en criteria we daarbij hanteren of ter plekke bedenken. En hij onderzoekt ook niet wat onze woorden "in wezen" betekenen: integendeel, hij laat zien dat de betekenis van woorden en zinnen enorm veelvoudig is en vrij onbepaald , omdat elk woord nou eenmaal in tientallen contexten gebruikt kan worden en per context steeds iets anders betekent. Wittgensteins basisgedachte lijkt mij steeds te zijn: we kennen onszelf en de wereld alleen dankzij de taal, dankzij het perspectief dat onze woorden en zinnen op onszelf en de wereld bieden, maar die woorden en zinnen geven ons geen kopie die één op één samenvalt met de wereld binnen en buiten mij. Bovendien is de betekenis van die woorden en zinnen in elke context net weer anders. Dat betekent meteen dat onze taal geen onwrikbare orde of greep op de wereld biedt: het ding waarover ik spreek legt de betekenis van mijn woorden niet vast, en bovendien is taal een pluriform en heterogeen bouwsel dat steeds verder uitgebouwd wordt en dus steeds verandert. Zoals Wittgenstein zegt: "Onze taal kan men beschouwen als een oude stad: een wirwar van steegjes en pleintjes, oude en nieuwe huizen, en huizen waar in verschillende tijden stukken zijn aangebouwd; en dit alles omgeven door een groot aantal nieuwe buitenwijken met rechte en regelmatige straten en met gelijkvormige huizen". Een stad dus die je niet in één keer overziet, en die bovendien steeds verandert. En bovendien een stad waarin je niet altijd zomaar je weg vindt: "De taal is een labyrint van wegen. Je komt van de ene kant en je weet de weg; je komt van de andere kant op dezelfde plaats, en je weet de weg niet meer".

Het mooie aan "Filosofische onderzoekingen" vind ik dat Wittgenstein niet via lange argumentatieve betogen ons ervan poogt te overtuigen dat taal een veelvormig labyrint is, en dat hij weinig definieert en verklaart, maar dat hij alleen in korte stukjes laat zien hoe ons woordgebruik veel minder eenduidigheid oplevert dan wij wel denken. Wij, en allerlei filosofen met ons, gaan er toch vanuit dat we weten wat een stoel of een boom is en uit wat voor onderdelen deze zijn samengesteld. Maar Wittgenstein stelt deze vanzelfsprekendheid met briljante wijze ter discussie. Zoals: "Maar uit welke enkelvoudige bestanddelen is de realiteit samengesteld? - Wat zijn de enkelvoudige bestanddelen van een stoel? - De stukken hout waaruit hij bestaat? Of de moleculen, of de atomen? - 'Enkelvoudig' wil zeggen: niet samengesteld. En dan gaat het erom: in welke zin 'samengesteld?' Het heeft helemaal geen zin om te spreken over de 'enkelvoudige bestanddelen van een stoel'. Of: bestaat mijn visuele beeld van deze boom, deze stoel, uit delen? en wat zijn dan zijn enkelvoudige bestanddelen? Meerkleurigheid is een vorm van samengesteldheid; een andere is bijvoorbeeld de opbouw van een gebroken contour uit rechte stukken. En een stuk van een curve kan men samengesteld noemen uit een stijgende en een dalende tak [….] Wanneer vastgesteld zou zijn dat het visuele beeld van een boom 'samengesteld' heet indien men niet alleen een stam maar ook takken ziet, dan zou de vraag 'Is het visuele beeld van deze boom enkelvoudig of samengesteld' en de vraag 'Wat zijn enkelvoudige bestanddelen' een duidelijke zin hebben - een duidelijk gebruik". Fraaie passage, vind ik, omdat Wittgenstein ons allereerst attent maakt op de vaagheid en onbepaaldheid van toch best gangbare termen als 'enkelvoudige onderdelen van' en 'samengesteld uit onderdelen', en dan vervolgens EINDIGT met een vraag. Hij beantwoordt immers niet de vraag of een stoel en een boom samengesteld zijn of één enkelvoudig geheel, maar verheldert alleen het gebruik van die vraag en de onderdelen ervan. Waarmee die vraag als vraag blijft staan. Of als een groep van vragen: ik heb niet langer de illusie dat ik precies weet wat we precies bedoelen met "enkelvoudig" of "samengesteld. Zodat ik naar buiten kijk, mijn boompje zie staan, en mij nu pas echt afvraag wat ik zie: één vanzelfsprekende boom die één vanzelfsprekend geheel vormt, zoals ik altijd dacht, of juist een heterogeniteit van takken en bladeren, waarbij ook elk blad weer samengesteld is uit vele onderdelen.....

Hoe kan het dus eigenlijk dat ik die boom altijd als iets vanzelfsprekends zag en als één geheel? En wat te doen met de gedachte dat die boom eigenlijk uit allerlei al dan niet "enkelvoudige" onderdelen is samengesteld en zelf dus helemaal niet enkelvoudig is? Of dat je dat in elk geval zo zou KUNNEN zien? Een gedachte of vraag die niet aantoonbaar juist is, maar ook niet aantoonbaar onjuist: het is (aldus Wittgenstein) een vraag die in de ene situatie zin kan hebben en in de andere niet, en NU heeft die zin voor mij en voedt hij mijn verwondering. Want tja, nu pas besef ik dat mijn indruk van die boom elke dag verandert omdat de bladergroei elke dag anders is, wat betekent dat sommige delen van die boom voor mijn 'totaalindruk' net zo bepalend zo zijn als die boom in zijn geheel. En dat ik het NU ineens stukken leuker vind om die boom als "samengesteld" te zien en niet als "enkelvoudig", terwijl ik daar niet bij stil stond voordat ik die termen beter kende. Dat is toch verwonderlijk, of niet? En die verwondering groeit nog verder omdat Wittgenstein even later zegt: "Het woord 'samengesteld' (en ook het woord 'enkelvoudig') wordt door ons op een enorm aantal verschillende manieren gebruikt. (Is de kleur van een schaakveld enkelvoudig, of bestaat ze uit zuiver wit en zuiver geel? En is het wit enkelvoudig, of bestaat het uit de kleuren van de regenboog? - Is deze lengte van 2 cm enkelvoudig, of bestaat ze uit twee gedeelten van ieder 1 cm? Maar waarom niet een stuk van 3 cm lang en een negatief stuk van 1 cm?)".

Overigens gaat het hierboven volgens mij vooral om een breder filosofisch vraagstuk: is het mogelijk om de werkelijkheid te benoemen in een aantal elementaire namen en een aantal elementaire beweringen, die dan als het ware de ondeelbare atomen en ondeelbare betekeniskernen zijn van "de waarheid"? En misschien tegelijk om een aanname die we vaak bijna zonder na te denken hanteren: dat er in de ons omringende werkelijkheid (en de eigen binnenwereld) zulke atomaire betekeniskernen bestaan. Dat Wittgenstein zulke aannames ter discussie stelt vind ik intrigerend. Maar nog intrigender vind ik hoe hij dat doet met zulke alledaagse voorbeelden, en aan de hand van uitspraken over gewone bomen en stoelen. Daardoor worden passages als de bovenstaande voor mij, behalve filosofisch, ook poëtisch, omdat ze mij anders laten kijken naar de mij zogenaamd vertrouwde wereld.

Zo voedt Wittgenstein in elke paragraaf weer mijn verwondering. Sommige paragrafen verbluffen door hun bondigheid: "Maar wanneer je zegt: 'Hoe moet ik weten wat hij bedoelt, ik zie alleen maar zijn tekens', zeg ik: 'Hoe moet HIJ weten wat hij bedoelt, hij heeft ook alleen maar zijn tekens.'". Dat is toch wel een behoorlijk duizelingwekkende gedachte: niet alleen snap ik pas wat de ander voelt als hij dat verwoordt, maar hij snapt ook zelf pas ten volle wat in hem leeft als hij daar de woorden voor heeft gevonden. En dat geldt dus ook voor mij. Of, anders gezegd: zonder de taal is alles wat in mij leeft amorf en ongearticuleerd, pas door de taal krijgt wat in mij gebeurt een voor mijzelf en anderen begrijpelijke vorm. Maar wat te zeggen van die vorm? Want woorden en zinnen hebben niet één betekenis die uniform voor alle situaties vastligt. "Ik hou van jou" betekent iets anders voor u dan voor mij; het heeft in een toneelstuk een andere betekenis dan in een daadwerkelijke liefdesverklaring; en voor mij verandert de betekenis van die zin totaal als ik later ontdek - of zelfs maar ga vermoeden- dat ik mij toen vergiste of mijzelf voor de gek hield. Kortom: alleen in taaluitingen kan ik mijn gedachten en gewaarwordingen goed articuleren voor mijzelf en voor anderen, maar in die taaluitingen zit vaak veel meer onbepaaldheid, dubbelzinnigheid en vaagheid dan we denken.

Dit soort overwegingen doen mij ook fiks anders kijken naar vaak gehanteerde zinnetjes als "Het ligt op het puntje van mijn tong" of "Eigenlijk bedoelde ik het zo en zo....". Temeer omdat Wittgenstein over precies dat soort zinnetjes ook weer allerlei vragen oproept. Die heel versimpeld neerkomen op: hoe WEET ik eigenlijk dat "iets" op het puntje van mijn tong ligt, en wat is dat "iets" dan? Is dat hetzelfde "iets" als in "Aha! Nu weet ik het!". En hoe weet ik dat het over hetzelfde gaat? Zo ook bij "eigenlijk iets bedoelen". Ik zeg iets, iemand anders zegt iets min of meer vergelijkbaars dat mij veel nauwkeuriger voorkomt, en ik zeg "ja, zo bedoelde ik dat eigenlijk ook". Maar hoe weet ik dat? Hoe weet ik überhaupt wat ik in mijn hoofd had voordat ik er woorden aangaf? Tenzij ik zou aannemen dat in mijn hoofd een volledig uitgewerkte bedoeling zat die daarna door mijn woorden letterlijk en volledig is afgebeeld. Maar zo werkt dat volgens Wittgenstein niet: wat wij bedoeling noemen krijgt pas vorm in onze woorden en zinnen, die geen afbeelding zijn van een archetype in mijn hoofd. En als anderen het over hun bedoeling hebben gebruiken zij het zelfde woord, dat dan evenmin een afbeelding is van een archetype in hun hoofd. Jongens, wat bedoelde ik al die keren eigenlijk als ik zei "dat bedoelde ik eigenlijk"??

Bovendien, ook wat in onze gewaarwordingen gebeurt is behoorlijk complex. Wittgenstein geeft allerlei betoverende voorbeelden van ons gebruik van "iets zien" en "iets zien als" (oftewel: iets interpreteren). Bijvoorbeeld aan de hand van een tekeningetje dat vanuit het ene perspectief op de kop van een haas lijkt en vanuit het andere op de kop van een eend. Het duurde even voor ik doorhad dat je dat tekeningetje inderdaad op twee manieren zien kan.... En wat maakt dat de ene kijker zo'n plaatje als een haas ziet en de andere als een eend? Bovendien, wat gebeurt er als iemand het plaatje eerst ziet als een eend en dan als een haas? Wat is dat "zien als" precies? Wat betekent het werkwoord "zien" dat we in al die gevallen bekijken? In hoeverre zijn "zien" en "zien als" (interpreteren) met elkaar vervlochten? Zo ook trouwens als ik gewoon een groen boomblad "zie". Want dat "zien" is een onnauwkeurige zintuiglijke indruk (dieren zien bijvoorbeeld scherper dan mensen), die vervolgens door mijn hersenen wordt vertaald, en zonder kennis van de termen "groen" en "boomblad" weet ik niet dat ik naar een "groen boomblad" kijk. Wat vrij verwonderlijk is als je er even bij stilstaat. Maar nog verwonderlijker is om te bedenken dat ik niet weet of anderen precies dezelfde kleur "groen" zien en hetzelfde visuele (?) beeld hebben bij dat boomblad. Want ik weet niet hoe hun zintuigen werken, en ik weet niet welke associaties zij hebben bij een "boomblad": zou een boswachter een boomblad niet anders bekijken dan ik, zou mijn echtgenote dat niet anders doen dan ik, zou ik dat morgen misschien niet anders doen dan vandaag?

Taal is geen afbeelding van de werkelijkheid die ons objectieve kennis geeft van hoe de wereld "an sich" is. Tegelijk is taal een onontbeerlijke gids in deze complexe wereld. Maar dan wel een dwalende gids, zoals Bert Keizer zegt: een gids die mij op allerlei dwaalwegen brengt en die beduidend veelvormiger en ambiguer is dan ik meestal aanneem. En precies die veelvormigheid en ambiguïteit laat Wittgenstein in "Filosofische onderzoekingen" vlijmscherp zien. De afgelopen week maakte ik mijn collega's helemaal gek door bij elke zin te vragen of hij zus, zo of toch nog weer anders was bedoeld: Wittgenstein had mij alerter op dat soort vragen gemaakt dan ooit. Ook kijk ik nog steeds met andere ogen naar mijn boom. En ik verwonder mij nog meer over dat veelvormige en veranderlijke labyrint van onze taal dan ik vroeger al deed. Wat was het een genot om dit boek te lezen!
3

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Nico van der Sijde

Gesponsord

Deze thriller trekt je razendsnel mee in een complot met onbetrouwbare staatslieden met hun eigen agenda's, internationale conflicten en hoogoplopende bedreigingen voor de samenleving.