Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Als een mokerslag…

Tea. 06 januari 2019
‘Een dwaallicht is in het volksgeloof een (blauwachtig) lichtje boven moerassen, poelen en kerkhoven.’

Als een mokerslag… komt de novelle Het dwaallicht, het laatste werk van Willem Elsschot alias Alfons De Ridder, over op de lezer. Mits je een beetje moeite doet de vernijnigheidjes, de humor en de zoektocht naar, ja, naar wat eigenlijk?, op te sporen. De titel spreekt van dwaallichtjes, wat zijn dat voor mysterieuze lichtjes, wat willen die ons zeggen? Zo mooi dat dit boek als laatste verschijnt in de reeks heruitgaven van Polis. In de rest van de edities was geen rangorde, maar deze verdient echt de laatste plek, hiermee wordt recht gedaan aan het laatste werk van Elsschot. Een kort, maar zeer krachtig meesterwerk dat de aarde doet trillen en de dolende mens achterlaat met vragen over illusie en werkelijkheid, geloof, ongeloof en bijgeloof. Deze indruk kun je maar beter niet laten overschrijven door een andere roman van Elsschot. Hoe mooi ook, het zou jammer zijn je los te moeten rukken van de november-motregens, de sfeer van scheepswerven, de zoektocht naar een bepaalde straat die zo moeilijk is vanwege de vele afslagen en zigzaggen.

Dit boek voor het laatst bewaren dus. Deze novelle met wederom Frans Laarmans als alter ego van Alfons De Ridder in de hoofdrol, spreekt schaamteloos van ‘zwartjes’ en ‘rijstkakkers’. Elsschot schreef deze novelle in 1946, een heel andere tijd en lijkt wat dat betreft in niets op die van de onze.

‘Zo ben ik dan eindelijk de baan eens op met mensen die volkomen verschillen van de volksgenoten met wie ik gedoemd ben al mijn dagen te slijten, althans met mensen van een andere kleur, die anders lopen, anders groeten en lachen, misschien ook anders haten en beminnen, die in ieder geval van onze beroemdste medeburgers nooit hebben gehoord en voor wie onze vorsten en heiligen absoluut niet in tel zijn, dus zeer waarschijnlijk mensen naar mijn hart. En nu deze drie zo onverhoopt mijn pad hebben gekruist moet ik er onverwijld uithalen wat er uit te halen is, want onze betrekkingen zullen kortstondig van duur zijn.’

Het verhaal gaat over de zoektocht door drie Afghaanse zeelieden naar de ‘zakkennaaister’ Maria Van Dam die zij leerden kennen op hun schip de Dehli Castle. De drie heren zouden van harte welkom zijn op Kloosterstraat 15, daar zou zij hen ontvangen. Maar de titel is niet voor niets Het Dwaallicht, Frans Laarmans fungeert als gids voor de drie vreemdelingen en gat daarin behoorlijk ver. Niets is hem teveel ondanks het thuisfront, dat hem ongetwijfeld mist.

‘Na zulk een belijdenis valt er niets meer te zeggen. Zij is een waardig slotakkoord voor onze Aziatische symfonie en het wordt stilaan tijd dat ik weer aan huis ga denken, want als ik mij niet haast is mijn nachttram weg. Bovendien krijg ik medelijden met de baas die ons vanachter zijn schenkbank droefgeestig staat aan te kijken, wachtend op onze verdwijning die het signaal zal geven voor de terugkeer van zijn geachte clientèle.’

Tijdens de zoektocht naar Maria Van Dam in de Kloosterstraat passeren een aantal Bijbelse motieven, ze worden allemaal met naam en toenaam genoemd, hier geen speurtocht naar allusies. Elsschot benoemt ze en ze zijn prachtig. Allereerst de naam van de vrouw die gezocht wordt, Maria. Dat moet wel een heilig schepsel zijn en in het algemeen laten heiligen zich niet zien...
De drie Afghaanse mannen zijn precies de drie Koningen - je ziet het helemaal voor je -  met geschenken en al wordt de queeste voortgezet. Er is sprake van sterren, de laatste statie van onze kruisweg en het beloofde land.. De discussies over verschillende goden worden door Elsschot prachtig uitgewerkt, beide partijen verbazen zich over bijzonderheden van andersdenkenden, maar horen elkaar aan, rustig zittend aan de toog.

‘‘Sir,’ zegt hij, ‘onze Allah heeft geen zoon, geen vrouw, geen vader en geen moeder. Hij is alleen. En nooit zal iemand hem tekenen, want wie hem zien wil, moet eerst sterven.’

Een zoektocht beschrijven is meer dan de weg van a naar b benoemen. Elsschot doet dit op weergaloze wijze. Het is niet alleen het onderwerp, het is ook de stijl. Iets wel of niet benoemen, soms alleen maar even aanstippen, typeren, dat is wat het verhaal zo sterk maakt. Zijn bondige stijl en zijn treffende taalgebruik hebben mij in elk geval diep geraakt. Tot slot wil ik ook even iets kwijt over de humor, want ook in dit boek liggen humor en tragiek weer dicht bij elkaar. Opvallend is het aantal keren dat hij dieren gebruikt om iets duidelijk te maken. Ook dit schijnt een heet hangijzer te zijn tegenwoordig, maar het is 1946. Zomaar een paar voorbeelden:
‘terwijl hun zes armen als een inktvis in de weer zijn’ ‘maar de kleinen zijn talrijk en tegen de mieren is geen tijger bestand’(communisme)’Ali aarzelt wel even als een hond voor het water’

Ik las niet de nieuwste uitgave, maar een exemplaar uit 2010 waarin de stadswandeling is opgenomen. Vermakelijk om te lezen en je komt nog eens iets te weten over Elsschot, zoals in alle romans staan ook hierin autografische elementen. 
2

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Tea.