Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Een beeldende en levendige familiegeschiedenis

Bart Lommen 05 augustus 2016
Een van de beste attracties in Amsterdam vind ik nog altijd een rondvaarttocht per boot. Het liefst zit ik dan op het achterdek zodat mijn zicht niet wordt belemmerd door de spijlen in de halfronde ramenpartij. Je glijdt zachtjes door de grachten en hebt dan een vrij uitzicht op de panden aan de kade. Het uitzicht is schitterend omdat je vanaf het midden van de grachten – van waaruit het perspectief van de grachten is bepaald – heel goed de gevels en de plafonds kunt bekijken van die 17de-eeuwse stadspaleizen. Huizen waar je nu niet meer binnenkomt omdat ze door multinationals en banken zijn onttrokken aan het publieke leven van de stad. Het zijn de ankers van de gebouwde stad, de monumenten van de geschiedenis. Geert Mak neemt ons mee naar een familie die enkele van deze panden in het bezit heeft gehad en uiteindelijk is neergestreken aan de kade van de Amstel op nummer 218. Geert Mak vertelt in zijn laatste boek de geschiedenis van de Amsterdamse regentenfamilie Six.
Het is eigenlijk een schier onmogelijke opgave om een beeld te schetsen van vijf eeuwen familiegeschiedenis in slechts 400 pagina’s. Mak beperkt zich daarom in hoofdzaak tot de familiegeschiedenis in de rechte lijn van alle Jannen (de eerstgeborene kreeg consequent de naam Jan mee zodat het boek eindigt bij Jan Six X, heer van Hillegom - 1948) zonder echter af en toe natuurlijk een zijsprong te maken en uit te wijden over een neef of nicht die buiten de grachtengordel ergens over de wereld is uitgezworven.
Geert Mak beschrijft zijn drie jarige onderzoeksproject naar deze familie dat hij begonnen is uit fascinatie voor deze familie, die door de eeuwen heen een belangrijke rol heeft gespeeld in de stad, en vanwege natuurlijk zijn passie voor de stad Amsterdam.
De familie Six is afkomstig uit Vlaanderen – Kamerik – waar zich naar blijkt, aan het eind van het boek, dat een Six de familielijn waarschijnlijk begonnen is als ridder in 1040 die deel heeft genomen aan de eerste kruistocht. Gedwongen door algemene economische malaise, lokale onrusten en onderdeel uitmakende van de vlucht van Hugenoten, vestigt de familie zich vanaf 1568 in Amsterdam om sindsdien aan de stad verbonden te blijven. De verbondenheid uit zich in de vele publieke functies die de voorvaderen hebben vervuld: van burgemeesters, schepen, schout, ‘voorzitters’ van Huwelijskrakeelkamers tot belangrijke rollen in het verzet in de 20ste eeuw. Naast de vele bestuurlijke kwaliteiten die deze familie in zich herbergt, komen enkele familieleden als gepassioneerde kunstliefhebbers tevoorschijn. Door de eeuwen heen zijn de mooiste schilderijen en is een duizelingwekkende hoeveelheid kunstobjecten verzameld, verkocht en toch ook weer bewaard gebleven en gelukkig voor ons, is een groot deel van de schilderijen terechtgekomen in het Rijksmuseum. Het schilderij dat meest in het collectief geheugen gegrift staat, is toch wel de Jan Six I, burgemeester van Amsterdam (maar ook lakenverver, dichter en kunstliefhebber) met zijn rode mantel over zijn schouder en die losjes zijn rechter handschoenen half uitgedaan heeft en op zijn linker handen laat rusten. Ooit heb ik het genoegen gehad dat schilderij zelf te mogen zien. Ik kan me de sensatie die me overviel nog goed invoelen: ik was overdonderd: eindelijk een schilderij te zien in de context waarin het altijd heeft gehangen: als familieportret aan de wand in het familiehuis. Dat het dan ook nog een Rembrandt betreft, maakt het voor ons nu alleen maar sensationeler. Het rood van zijn mantel geeft de ruimte een gloed die ik zelden heb meegemaakt. Trouwens, zo dicht mogen staan op een Rembrandt heb ik daarna ook nooit meer mogen meemaken. Een bezoek is trouwens altijd nog te plannen via de site www.nlcollectiesix.nl. Het is een oude familietraditie: de familie Six heeft de kunstcollectie altijd opengesteld voor bezoek.
Mak gebruikt de vele etsen en schilderijen als goede illustratie om aan te geven waar, wat en wanneer heeft plaatsgevonden. De ets met het bruggetje van Six wordt op die manier een mooie symbolische brug om door de hoofdstukken heen aan te geven wie op de ets is afgebeeld. Mak maakt daar vaker gebruik van: hij schiet vooruit in de geschiedenis en trapt hard op de rem om de draad vanuit het verleden weer op te pakken. Deze opbouw van het boek maakt het een prettig boek om te lezen: geen rechtlijnige geschiedenis meer steeds gaat Mak op zoek naar verbindingen die zonder zijn onderzoek voor ons als lezer nooit naar voren zouden zijn gekomen.
Daarnaast zou Mak niet Mak zijn als hij ons ook niet meeneemt in de historische ontwikkelingen door de eeuwen heen. De leden van de Six familie krijgen kleur door ze te plaatsen in de context van de gebeurtenissen om hen heen en de standpunten die zij daarin innamen, of soms ook niet omdat dat simpelweg uit financieel oogpunt niet nodig was omdat rentenieren tot de belangrijkste levenskunst werd verheven.
Mak ontkomt er dan ook door zijn aanpak niet aan om de regentenfamilies van Amsterdam – die gezien hun positie in de stad zich er alles aan gelegen voelden om hun posities veilig te stellen – af te zetten tegen de drang van de Oranjes naar de stichting van een nationale eenheidsstaat waarmee de Amsterdamse macht immers zou worden ingeperkt (wat uiteindelijk in de loop van de tijd toch is gebeurd met de vestiging van de Nederlandse eenheidsstaat). En die Oranjes krijgen en passant toch wel de volle laag en komen er niet altijd goed van af. Dit Oranje-bashen komt openlijk aan bod: over de landing van Oranje bij Scheveningen merkt hij niet zachtzinnig op dat met deze komst van de Oranjes toch echt niet het radicale herstel is ingezet dat er ooit later van is gemaakt. Immers zegt Mak, de eenheidsstaat was immers al een verworvenheid van de patriotten. Ook merkt hij op dat de Oranjes zich vooral bezighielden met de beknotting van de burgervrijheden, en de Oranjes zich alleen konden handhaven door de hulp van de koning van Pruisen, de zwager van Willem V, maakt het er ook niet fraaier op. Als Wilhelmina bij de Six als een dolle door het pand rent om de collectie aan de Herengracht te bekijken en prins Hendrik haar door zijn reumatiek niet kan bijhouden zegt zei: ‘Der Heinrich wird schon hinterdrein galoppieren’. Over Juliana schrijft Mak: ‘Het was een aardige intelligente vrouw maar ze had haar uiterlijk niet mee, alles ademde de kamferlucht van de toenmalige hofhouding’. Om te vervolgen: ‘De opluchting was dan ook immens groot dat uit het ‘onuitputtelijke reservoir van Duitse prinsen’ een arm en onbekende prins haar toch het hof maakte. Daarnaast worden nog enkele Oranjes als notoir rokkenjagers afgeschilderd die vele bastaardkinderen achter zich hebben gelaten.
De vraag dringt zich op waarom Mak de tegenstelling tussen de Amsterdamse regentenfamilies en de Oranjes zo scherp neerzet: is het de bedoeling om onder andere de familie Six in een gunstiger daglicht te stellen? Hoe het ook zij, de banden tussen de stadse en overwegend patriottistische regentenfamilies en de Oranjes was hecht genoeg om er bij tijd en wijle een vruchtbare samenwerking voor beiden uit te slepen. Want praktisch moet je immers altijd blijven.
Dat praktische uitte zich ook in de manier waarop de familie door de eeuwen heen erin geslaagd is door het uitoefenen van slimme huwelijkspolitiek het familievermogen bijeen te houden. Dat voor de familieleden geen ruimte toelaatbaar was om uit liefde te trouwen – een concept dat volgens Mak pas in de Romantiek zijn intrede doet en slechts door een familielid ooit overtreden is met alle gevolgen van onterving van dien – maar altijd de familiemoraal de boventoon voerde, is eigenlijk na een opmerking wel duidelijk. Hier valt Mak op enkele plaatsen in het boek in herhaling.
Ik heb genoten van het boek. Ik liet me graag meenemen door Mak door de stad. Een van de hoogtepunten vormde dat ik las dat ook in Nederland een kunstwerk – het theaterstuk van Lucretia van Merken (een van de familieleden) - een opruiend toneelstuk heeft geschreven dat geleid heeft tot opstand en woede onder de bevolking net zoals de opera de ‘Gek van Portici’ leidde tot een uit volle borst roepende menigte in de schouwburg ‘De Munt’ om afzwering van Nederland en de zelfstandigheid van België en Beaumarchais die met zijn ‘Le Nozze de Figaro’ een belangrijke bijdrage heeft geleverd om de Franse revolutie te ontketenen door de rechten van de adel belachelijk te maken (onder ander het jus primae noctis: het recht van de heer om de maagdelijkheid te nemen van de dochters van zijn lijfeigen of horigen aan de vooravond van hun huwelijk). In die zin wordt heden ten dage de boel wel stil gehouden en hoeven we de revolutie vanuit de kunsten niet meer te verwachten: de kunsten zijn tot een schandalig laag niveau wegbezuinigd. Dat deel van de samenleving is daarmee het zwijgen wel opgelegd.
Om nog een laatste les uit de geschiedenis aan te halen en door te trekken naar de hedendaagse ontwikkelingen, kan ik het niet laten om hier nog het eerste citaat uit de Staatsregeling voor het Bataafschye Volk uit 1798 op te nemen: ‘De maatschappij ontvangt alle vreemdelingen die de weldaden der vrijheid vreedzaam wenschen te genieten in haar midden verleenende denzelven alle zekerheid en bescherming’. Minister-President Rutte zou zich als historicus door deze woorden geïnspireerd moeten voelen, denk je dan. De staatsregeling geldt als de eerste Nederlandse Grondwet, en volgens Mak was het ook, afgezien van de niet behaalde afschaffing van de slavernij, meteen ook de mooiste. Ik sluit me graag bij deze constatering aan.

Reageer op deze recensie