Een keurige debuutroman.

Familieverhalen over haar voorouders hebben de schrijfster aanleiding gegeven om uit te zoeken wat er nu werkelijk gespeeld heeft rond de eeuwwisseling naar de twintigste eeuw. Het verhaal is opgebouwd rond zoon David die door een toevallige gebeurtenis, in de kapperszaak waar hij werkt, op het spoor wordt gezet van zijn vader Johannes die zijn gezin in Rotterdam heeft achtergelaten en de oversteek naar Amerika heeft gemaakt. Ook David laat alles achter en onderneemt dezelfde stap.
Het tijdsbeeld wat geschetst wordt is er een van armoede, zowel in Nederland als in Amerika. In het land van de onbegrensde mogelijkheden lopen zowel vader als zoon aan tegen werkeloosheid en moeten iedere dag weer zien hoe zij hun kostje bij elkaar kunnen scharrelen. Vader Johannes leeft een weinig enerverend (dronken) bestaan en wordt recht gehouden door zijn nieuwe partner en het prijst zoon David dat hij die familieband in ere houdt.
De gebeurtenissen in de wereld aan het begin van de twintigste eeuw worden benoemd maar staan in het teken van de ontwikkelingen rond het gezinsleven van David en Johannes. De deelname van David aan WO 1 zorgt ervoor dat er een uitstapje hierop wordt beschreven.
Omdat sommige stukken ontbraken in de informatie die de schrijfster heeft kunnen vergaren (wel aardig dat kaarten en brieven als bijlage zijn opgenomen) heeft zij deze gaten op moeten vullen waardoor het voor de lezer de vraag op levert, wat is nu wel en wat is nu niet waarheidsgetrouw. Dat brengt deze lezer in ieder geval uit zijn lezersritme.
De stukken uit de familiegeschiedenis van Tanya zijn door de schrijfster in een gemakkelijk te lezen verhaal zonder rare sprongen voor- of achterwaarts geplaatst en laten voldoende ruimte voor de eigen interpretatie van de lezer.