Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Opgevreten door de toekomst

Henri Osewoudt 04 juli 2016
Nanne Tepper debuteerde in 1995 met ‘De eeuwige jachtvelden.’ Dat is literatuurgeschiedenis van zo zoetjes aan alweer lang geleden. Over die eersteling was zo ongeveer iedereen het wel eens. Qua compositie en stijl diepgaand beïnvloed door Nabokov en vooral Faulkner en qua thematiek (een incestueuze broer-zus relatie tegen een Veenkoloniaal decor) gewaagd en eigenzinnig, onderscheidde de roman zich onmiddellijk van het ‘proza van Nix’ (Brat Packnihilisme aangelengd met polderlucht) dat indertijd opgang maakte. Het maakte hem op slag een auteur van-wie-nog-wel-iets-werd-verwacht, een status die werd bezegeld door toekenning van de Anton Wachterprijs (enigszins tegen de zin van de Weduwe Vestdijk zo weten wij nu). Er volgden nog twee dunne boekjes die alleszins welwillend werden ontvangen (‘Vaders van de gedachte’ werd zelfs genomineerd voor de Librisprijs), maar met Tepper als auteur was het al heel snel volkomen over en uit. In 2008 verscheen nog een bundeltje met merendeels oudere stukken, dat moest aantonen dat de schrijver, die op dat moment al bijna tien jaar niets meer gepubliceerd had, ‘niet stil had gezeten.’ Het bleek allemaal bluf en misleiding. Bij zijn zelfverkozen dood in 2012 vonden troffen de literair erfgenamen op de computer slechts wat aanzetjes aan. Er was geen Mahlers Tiende, geen voltooide manuscripten, zeker geen kluis vol zoals dat naar verluid bij zijn idool Salinger wel het geval zou zijn. Als schrijver bleek Tepper al vele jaren voor zijn dood, uitgedoofd en geïmplodeerd.

Het brievenboek ‘De kunst is mijn slagveld’, dat de verzamelde Tepper in een klap aanmerkelijk minder handzaam maakt, versterkt en bevestigt dit beeld alleen maar. Brieven 1993-2001 luidt de ondertitel, maar als de kalender omslaat naar 1996, zitten we al op 2/3 van het boek. De periode 1998-2001 omvat nog slechts 55 pagina’s. Of dit uitsluitend te maken heeft met het wegvloeien van Teppers creatieve krachten (waarschijnlijk wel – hij krijgt 1996 vanwege een zware depressie Prozac voorgeschreven, waardoor (samensteller Nick ter Wal merkt dit ook op in zijn voorwoord) zijn stijl merkbaar aan exuberantie inboet) of dat hij toegang kreeg tot het internet en zijn correspondentie deels via email ging voeren, wordt niet duidelijk. Zoals overigens wel meer onduidelijk blijft. Ter Wal geeft aan dat omwille van het leesplezier niet gekozen is voor een geannoteerde versie. Hier valt veel voor te zeggen en het ter hand nemen van dit brievenboek veronderstelt uiteraard een meer dan vluchtige belangstelling voor recente cultuurgeschiedenis in het algemeen en het werk van Tepper in het bijzonder, maar enige duiding of context wordt af en toe node gemist. Zoals bijvoorbeeld wanneer er in extenso wordt ingegaan op de televisieserie ‘Oude Tongen’, een mislukte poging tot een ‘Nederlands Twin Peaks’, in 2016 zelfs door YouTube volkomen vergeten. De selectie van brieven is bepaald gul te noemen, soms op het overdadige af. De lezer krijgt nogal wat overlap en herhaling te verstouwen en wie wil zich anno nu nog verdiepen in analyses van het WK voetbal 1994, of in het vergeefs gebleken streven en sneven van de ‘also rans’ uit het literaire circus van weleer, (Rob van Erkelens, Serge van Duijnhoven, Marc Reugebrink et al) namen die inmiddels zijn verbleekt tot vierderangs voetnoten?

Teppers verhouding tot het literaire wereldje (Luiletterland) is complex. Het liefst houdt hij zich afzijdig, maar vanuit Groningen buigt hij zich wel als een havik annex Kremlinwatcher over iedere rimpeling (of het uitblijven daarvan), in de stinkende poel van corruptie en talentloosheid die Hamsterdam in zijn ogen is. Ook na zijn gelauwerde debuut blijft hij de eeuwig miskende buitenstaander die anderen genadeloos de maat neemt en op een enkele uitzondering na, te licht bevindt. In Geerten Meijsing die vanuit Italië hetzelfde doet, vindt hij een geestverwant en wapenbroeder. Het briesen en tieren is niet ongeestig, maar op zeker moment zou je het Tepper gunnen dat zijn wereldje was groter was geweest, wat minder streng afgebakend. De wetenschap dat dit verhaal geen gelukkig einde zal kennen, werpt onderwijl lange schaduwen vooruit. Als Rob van Erkelens wordt gekenschetst als een kluns die altijd de schrijver van één boek zal blijven, is dit, in de wetenschap dat Abdelkader Benali in 2016 over Tepper oordeelde als ‘een prutser’ die zijn faalangst verbloemde met stoerdoenerij, ondoenlijk nog te lezen zoals het in 1993 ongetwijfeld wél was bedoeld: argeloze spielerei, de bravoure van de aanstormend debutant die ruimte voor zichzelf opeist. Sommige brieven roepen associaties op met figuurtjes uit tekenfilms die al boven een peilloos diepe kloof hangend, door hun benen manisch in de rondte te malen, even nog de indruk wekken vaste grond onder de voeten te hebben.

Hoewel in de boekenbijlages het verschijnen van nieuw product gretig werd aangegrepen om de positie van Tepper in de canon te consolideren, zal hij ondanks ‘De kunst is mijn slagveld’ toch altijd de auteur van dat ene boek blijven. Dat is waarschijnlijk niet erg. Zo er na de dood van degene die schrijft, al iets blijft, dan zijn dat titels, ten hoogste een of twee, geen gehele oeuvres. En natuurlijk zijn er legio tijdgenoten van Tepper die zich reeds bij leven in het grote stiltegebied der letteren ophouden. Vrijwel gelijktijdig met ‘De eeuwige jachtvelden’, ook de eersteling van Russell Artus: ‘Zonder wijzers’. Recensenten signaleerden nogal wat overeenkomsten tussen de beide debutanten (iets waar Tepper zich maar matig in kon vinden overigens – hoewel hij wel, ietwat zuinigjes maar toch, waardering op kon brengen voor zijn vakbroeder). In 1996 won Tepper de Anton Wachterprijs, Artus schreef de Dordtse Debutantenprijs op zijn naam. In tegenstelling tot Tepper zou Artus nog wel toekomen aan zijn grote roman (‘Onpersoonlijkheid’ in 1999) en daarna zelfs nog een iets minder grote (‘Een zweem van onvolmaaktheid’ (2004). Hierop beschouwde de schrijver zijn oeuvre klaarblijkelijk als voltooid en verscheen er geen nieuw werk meer. Lezers, critici en uitgevers hebben werk en auteur geruisloos prijs gegeven aan de vergetelheid. Anno 2016 heeft de schrijver geen lemma op Wikipedia, de boeken zijn nog slechts antiquarisch verkrijgbaar.

De een wordt een cultschrijver, de ander is finaal vergeten. Over het waarom en hoe eerlijk en terecht dat al dan niet is, valt veel, iets of misschien ook wel in het geheel niets te zeggen, maar dat ligt buiten het bestek van deze recensie. Daarom tot besluit een typische, wat raadselachtige Tepperwijsheid die evengoed ook op schrijvers en hun nalatenschap van toepassing kan zijn: ‘er zijn er die worden opgevreten door de toekomst en er zijn die zich uit de bek proberen los te rukken.’

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Henri Osewoudt

Gesponsord

Deze thriller trekt je razendsnel mee in een complot met onbetrouwbare staatslieden met hun eigen agenda's, internationale conflicten en hoogoplopende bedreigingen voor de samenleving.