Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

De zee zingt

Jan Stoel 27 juni 2019
Er zijn van die romans waar alles aan klopt. Kamer in Oostende van Koen Peeters en eigenlijk ook een beetje van beeldend kunstenaar Koen Broucke, die voor de schitterende schilderijen (vooral de marines, als het ware impressionistische zeelandschappen waarmee hij het licht, de sfeer, en de kleuren van de zee raakt treft) is zo’n boek. Het begint al als je het opneemt. Een luxe vormgeving, wat gladder papier waardoor de afbeeldingen mooi tot hun recht komen en zo ingebonden dat het makkelijke openvalt en daardoor heerlijk leest. Ook het verhaal is knap geconstrueerd, schetsen die terloops beschreven worden maar uiteindelijk één geheel vormen. Ze leiden tot een soort van plot. Beeld (de afbeeldingen) en tekst versterken elkaar. Je volgt de protagonisten, je verbeelding wordt aan het werk gezet en je gaat ook zelf op zoek naar de waarheid.

Koen Peeters laat de taal zingen, net zoals de zee kan ‘zingen’. Kamer in Oostende is een lofzang op Oostende én aan de vriendschap. Twee hoofdpersonages ontmoeten elkaar in Oostende. Ze gaan er heen om de hectiek van alledag te ontvluchten, de een vanuit Brussel, de ander vanuit Antwerpen: “Als ik naar de kust rijd, waait de werkdag zo zalig weg.” Ze putten uit hun bezoeken aan Oostende nieuwe kracht, keren terug naar huis, totdat ze de stad en de zee weer ‘nodig hebben.’ De ik-figuur kun je zien als het alter ego van de auteur. De ander is Koen Broucke (in de roman Broucke genoemd omdat twee ‘Koenen’ verwarrend is bij het lezen).

De ik-figuur ontmoet in Oostende kunstenaar Broucke en raakt na een paar ontmoetingen bevriend met hem. Broucke is de man van de getallen, ‘alles moet zijn getal hebben’, verdiept zich in het Beleg van Oostende dat plaats vond van 1601 tot 1604 en is op zoek naar skeletten uit die tijd, die zich nog in de ondergrond van de stad zouden bevinden. Hij legt een link met de Oostendse kunstenaar James Ensor die ‘op zo’n skelettenhoop gebotst zou zijn. Misschien had hij daar zijn skeletten- en gehaald. Het is maar een hypothese, haast Broucke zich te zeggen. Er zijn meer vragen over Ensor die oprijzen. Reden voor de twee om op onderzoek te gaan naar het antwoord op vragen als ‘komen de kleuren die Ensor gebruikte van Mevrouw Blavatsky? En hoe was Ensor? Ze komen voor deze laatste vraag terecht bij de dichter Hedwig Speliers, die Ensor in zijn jeugd nog gezien zou hebben of toch niet? Feiten en fictie vloeien ineen. Hun onderzoek noemen ze ‘perspectivisme.’

Schrijver en schilder gaan op ontdekkingstocht door Oostende. Ze komen regelmatig voor een dag of twee in de stad, huren er een hotelkamer en laten het toeval een rol spelen. Het is alsof de verhalen op straat liggen. Ze wandelen door de stad, bezoeken plekken waar ze zelf ooit waren, lopen dus hun eigen geschiedenis na, ontmoeten zo onverwachte mensen, Eric de Kuyper, Charlotte Van den Broeck, Xavier Tricot (dé Ensorspecialist), Spilliaert-kenners Bernard Dewulf en Anne Adriaens-Pannier. De ik-figuur zou zelfs een schilderijtje van Spilliaert opdek opgetikt hebben voor vijf euro? Waar of niet?

Er valt veelte ontdekken in het boek. Zoals de nu vergeten schrijver Gaston Duribreux die in zijn eigen hotel op een onverwarmde kamer zat te schrijven. Hij nodigde aan het begin van de jaren vijftig van de vorige eeuw alle schrijvers van Dietsche Warande Belfort uit in zijn Hôtel du Parc. Velen voelden zich thuis in Oostende: Joseph Roth, Stefan Zweig, Marcel Proust, dichter Paul Snoek. Hugo Claus begon er zijn carrière. Ze hebben allemaal een plekje in deze roman.

Het duo spreekt ook hospita’s, conciërges en hoteliers. Schijnbaar achteloos wordt zo even de spotlight op een gebeurtenis, plek of persoon gezet. Steeds maakt de ik-figuur notities en schetst Broucke. Het zijn allemaal impressies over wat er ooit in Oostende gebeurde. Ze kijken als het ware door de ogen van al de mensen die ze ontmoeten naar wat Oostende was en is: van vissersdorp, tot een mondaine stad à la petit Bruxelles en een stad die nu sterk verandert. Er is één constante: de zee. Ze portretteren de ‘Onvoltooid Oostendse tijd’. Het zijn vooral de details die hen treffen: verfschilfertjes van een kozijn die refereren aan die speciale kleur van de zee en die subtiel verwijzen naar vroeger. Altijd is de zee aanwezig, soms op de achtergrond; een aantal keren neemt de zee zelf het woord. Is de zee niet de eigenlijke hoofdpersoon?

“In mij zwemt de pladijs. Ik vermenigvuldig de vissen. Ik ben de zee. Ik ben je kleine spiegel, je spiegeltje. Spreek ook maar met verkleinwoorden, wij doen dat zo in Oostende, dat vinden wij sympathiek.”

“Kijk hoe vrij ik hier kan wandelen. Doorheen de tijd, tussen de mensen. Alles kan toch gebeuren in de Onvoltooid Oostendse Tijd.’"

“Ik heb ook zo mijn periodes. Dan ben ik rood. Donkerrood. Het blijft een rare plek, dat strand, dat podium van zand, die laatste drempel. Ik zie jullie daar de hele tijd lopen: het schrijvertje, het schildertje. Ik kan jullie amper uit elkaar houden . En maar kijken.”

Het lijkt allemaal zo terloops deze roman, maar niets is minder waar. Over alles is nagedacht. Zo is het aantal hoofdstukken is niet toevallig vierendertig. Hôtel du Parc en Duribreux hebben er alles mee te maken. ‘Alles moet zijn getal hebben’, immers. Oostende helpt de beide mannen keuzen voor hun toekomst te maken. De ik-figuur geeft uiteindelijk zijn baan op die hem steeds meer tegenstond en gaat in Oostende wonen. Broucke verhuist naar Wallonië met zijn nieuwe vriendin die hij in Oostende heeft leren kennen, Sigsje. Hij heeft het verdriet dat zijn geliefde Norine hem verlaten heeft achter zich gelaten. De zoektocht is dus ook een zoektocht naar wie ze eigenlijkzelf zijn. En de zee zag dat allemaal gebeuren.

In een soepele schrijftaal meandert Peeters door de roman. Met veel gevoel verwoordt hij wat hij ziet, voelt, ervaart. Zoals op de verlaten plek: “In een vitrine staan sanseveria’s die overleven zonder de liefde van de klant.” En als hij de graafmachines aan het werk ziet: “De kraam smult de binnenkant van het gebouw op”

“Wij bladerden door de stad, alsof zij zichzelf in stapeltjes had klaargelegd voor ons. (…)Broucke keek naar de ruimtes, sferen en zocht daarvan de geschiedenis, terwijl ik de geschiedenis vooral wilde horen in woorden. (…) Wij komen Oostende schilderen.”

Binnenkort toch weer eens naar Oostende gaan, de stad én de zee ervaren en ontdekken met deze roman in de hand. Dat worden mooie stadswandelingen! Ik moet dan wel in de gaten houden dat Kamer in Oostende fictie is.
5

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Jan Stoel

Gesponsord

Deze thriller trekt je razendsnel mee in een complot met onbetrouwbare staatslieden met hun eigen agenda's, internationale conflicten en hoogoplopende bedreigingen voor de samenleving.