Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Prachtige zinnen van een wanhopige schilder die niet meer schildert

Nico van der Sijde 15 februari 2016
Tijdens de overgang van Dizzie naar Hebban las ik vol vreugde "The blue guitar" van John Banville. Een boek dat het puur moet hebben van zijn stijl en toon, want de plot is dunnetjes. Daar heeft Banville volgens mij trouwens wel vaker last van. Maar ja, zijn stijl is meestal schitterend, vooral in het Engels, en in dit boek is hij op dat punt echt in topvorm.

In de eerste zinnen wordt de lezer meteen al lekker tegendraads toegesproken: "Call me Autoclus. Well, no, don't. Although I am, like that unfunny clown, a picker- up of unconsidered trifles". De eerste zin bevat ëen allusie op de beginzin van "Moby Dick" (Call me Ismael), en een verwijzing naar een Griekse mythologische figuur. Maar die zin wordt meteen teruggenomen, en meteen daarna vertelt de ik-figuur, die hierna de lezer nog vaak met "you" of soms zelfs met "your honour" zal aanspreken, dat hij een dief is die enorm geniet van dingen stelen. En de naam van deze dief? "Oliver Otway Orme. O O O. An absurdity". En de namen van de vrouwen in zijn leven herhalen die absurditeit: zijn zus heet Olive (bijnaam Olive Oyl), zijn vrouw heet Gloria, zijn buitenechtelijke geliefde heet Polly Plomer (waarbij de naam Plomer als een "pleasant plosive" wordt omschreven), en een keer roept hij beide dames tegelijk aan als "Oh, Poloria!". Kortom, we hebben te maken met een ik-figuur die steelt, die de lezer toespreekt maar vaak meteen terugneemt wat hij zegt, en die ongeloofwaardig veel namen met O-klanken op ons loslaat. Alsof niet de namen en de personen ertoe doen, maar alleen de welluidende klank. En vaak brengt hij die namen ook op een enigszins badinerende toon, zo van "u zult mij wel niet geloven". Een uiterst ongeloofwaardige verteller, dus. Een verteller bovendien die op allerlei manieren de werkelijkheid vervormt tot een esthetisch object: bijna alles wat hij ziet wordt met een beroemd schilderij vergeleken, in artistieke zinnen vol alliteraties en assonanties. Maar daarmee worden de dingen die de verteller ziet ook veranderd, als het ware "ontvreemd" . Dat zegt de verteller zelf enkele malen ook expliciet. Bovendien, het (aan Wallace Stevens ontleende) motto is niet voor niets: "Things as they are/ Are changed upon the blue guitar".

Dubbelzinnigheid is troef, dus. Wat nog versterkt wordt door de voortdurende ironie van de verteller, die alles wat hij vertelt nog dubbelzinniger maakt. En die ironie krijgt ook weer extra dubbele bodems, omdat daarin steeds sterker wanhoop en angst doorklinkt. Die wanhoop heeft sterk te maken met het feit dat onze Oliver Orme een beroemd en gepassioneerd schilder is, die niet meer kan schilderen. Dit omdat hij wanhoopt aan de zin van de schilderkunst. Zijn ambitie was niet gering: "The pictures I painted were intended as autonomous things, things to match the world's things, the unmanageable thereness of which had somehow to be managed". De wereld is voor hem een ondoordringbaar oppervlak: "But world is resistant, it lives turned away from us, in blithe communion with itself. World won't let us in". Precies die ondoordringbare raadselachtigheid, die wij in het leven van alledag niet opmerken, wilde hij vangen in zijn schilderkunst. Door de wereld te transformeren met zijn schilderkunst wilde hij een nieuwe verhouding vinden tot de "unmanageable thereness" van die wereld; wellicht wilde hij met zijn verbeeldingskracht ook doordringen tot de verborgen wezenskern van die wereld. Maar helaas, hij gelooft niet meer in het bestaan van die wezenskern, en gelooft ook niet meer in de getransformeerde wereld van zijn schilderkunst. De wereld zoals die buiten hem bestaat is door een enorme kloof gescheiden van de wereld in zijn artistieke hoofd, en beide werelden zijn ook nog eens illusies. Of, zoals hij het zelf zegt: "You see my predicament? I state it again, simply: the world without, the world within, and betwixt them the unbridgeable, the unleapable, chasm. And so I gave up. The great sin I am guilty of, the greatest, is despair. Pain, the painster's pain, plunges it blades into my barren heart".

Opmerkelijk aan die laatste zinnen is dan weer het klankspel: pain klinkt als painster klinkt als painter, en rijmt ook weer met great en greatest in de zinnen ervoor. Net alsof de wanhoop over zijn tekortschietende schilderkunst wordt omgezet in een soort taalmuziek. Wat weer herinnert aan het motto: "Things as they are/ Are changed upon the blue guitar". En misschien ook aan het hele gedicht "The man with the blue guitar". Daarin schrijft Wallace Stevens dus over het vermogen om de alledaagse realiteit te transformeren in poëzie, en die realiteit daarmee ook op een hoger plan te brengen. In andere gedichten spreekt hij zelfs van "A supreme fiction", een fictie die zoals alle fictie weliswaar verzonnen is, maar toch de kracht heeft van Gods Woord. Maar in zijn latere poëzie schijnt Wallace Stevens dat geloof verloren te hebben: de :"things as they are" zijn onkenbaar, het geloof om ze te transformeren in een "supreme fiction" is een illusie. En om die reden spreekt hij in "The man with the blue guitar" van een "Absence in reality": een onbevredigde knagende verbeeldingshonger waar het gedicht om draait, een niet te stille onvrede omdat de wereld ongrijpbaar en zinloos is en ook de verbeelding onmachtig is om daar iets aan te doen. Precies naar deze "absence in reality", thema in "The man with the blue guitar", lijkt de titel en het motto van "The blue guitar" mij te verwijzen. En het lijkt mij dat Oliver Orme niet meer kan schilderen, omdat hij door wanhoop aan de "absence in reality" niet meer in schilderkunst gelooft.

Onze Oliver Otway Orme beschrijft zijn gevoelens van wanhoop en angst echter niet direct en zonder omhaal van woorden, maar juist enorm welluidend en kunstig, en geeft daarmee die toch al ongrijpbare gevoelens nog extra ongrijpbare dubbelzinnigheid mee. Want door hun openlijk esthetiserende karakter zijn de wanhopige zinnen van Orville veel indirecter, ongrijpbaarder en dubbelzinniger dan een simpele wanhoopsuiting. En daar doet hij vaak ook nog scheppen van ironie en humor bovenop. Bijvoorbeeld: "I too called on God, though silently, praying to his inexistence to rescue me from his impossible predicament; I even saw myself jerked by magic backwards into the fireplace and sucked in a whoosh up the flue, my arms pinned to my sides and my eyes elevated in their sockets in a transport of El Grecoesque ecstasy, emerging a second later from the chimney, like a clown shooting out of the mouth of a cannon, and disappearing into the sky's dragonfly-blue dome. Escape, yes, escape was all I could think of." Prachtige zinnen, vind ik: alleen al hoe die verwijzing naar El Greco ("El Grecoesque") qua klank wordt geassocieerd met "ecstasy" en "escape". En voor een formulering als "dragon-fly blue dome" kun je mij altijd wakker maken, vanwege de originaliteit, de subtiele kleurgevoeligheid die het oog van de schilder verraadt, en de alliteratie die het oor van de dichter verraadt. Maar het zijn ook uiterst dubbelzinnige zinnen. Ten eerste door hun ironie, want hoe wanhopig ironisch is het niet om te bidden tot een God die niet bestaat. Maar ook door hun paradoxale karakter, want we kijken mee met iemand die duidelijk het oog van de schilder heeft en tegelijk totaal niet meer in schilderkunst gelooft. En bovendien zijn het uiterst kunstmatige zinnen, door hun spel met klank en binnenrijm: geen directe aanduidingen van "things as they are", ook geen pogingen om die dingen te transformeren of een hogere zin te geven in kunst of literatuur, maar een soort taalmuziek waarin de woorden aarzelen tussen taal en betekenis. Zoals ook Oliver Otway Ormes naam (en die van zijn geliefdes) door al die o-klanken in taalmuziek ontaardt, en zelfs een bijna parodistisch karakter krijgt. Wat nog onderstreept wordt doordat sommigen hem "Olly" noemen, en door zijn omvang lijkt hij inderdaad op "Olly" Hardy.

Ik vind "The blue guitar" prachtig, door de taalrijkdom die van alle pagina's afspat. Intrigerend vind ik ook de passages over aard en waarde van schilderkunst en over "Ollies " wanhoop aan die schilderkunst. Maar nog prachtiger en zelfs fameus intrigerend vind ik hoe Banville alles dubbelzinnig maakt met zijn ironische taalmuziek, en hoe hij daarmee nadrukkelijk voelbaar maakt dat "things as they are" ons altijd ontglippen. De ongrijpbaarheid van de wereld die Oliver ervaart, maakt Banville voor ons voelbaar door de ongrijpbaarheid van zijn taal. En ik bewonder dat enorm.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Nico van der Sijde

Gesponsord

Deze thriller trekt je razendsnel mee in een complot met onbetrouwbare staatslieden met hun eigen agenda's, internationale conflicten en hoogoplopende bedreigingen voor de samenleving.