Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Theater in theater in theater

Nico van der Sijde 12 februari 2016
(Dit stuk is oorspronkelijk geplaatst op "Dizzie.nl", begin 2013)

Een jaar geleden las ik met veel plezier een aardige zooi Mulisch achter elkaar. Onlangs pakte ik na maandenlange Mulisch-pauze dan Hoogste tijd op, volgens sommige critici zijn meesterstuk, en het was weer een groot genot.

Het verhaal gaat over een oude, uitgerangeerde toneelspeler, een weinig succesvolle telg uit de niettemin roemruchte toneelspelersfamilie Bouwmeester. Deze acteur krijgt nog een laatste kans om te vlammen in een hoofrol: een toneelstuk IN een toneelstuk, over het afscheid van de grote (overigens fictieve!) toneelspeler Pierre de Vries in de rol van Prospero, de hoofdfiguur uit Shakespeares laatste toneelstuk The tempest. Prospero, de magier die zijn verbeelding tot werkelijkheid maakt, en die tegelijk impliceert dat de werkelijkheid niets meer is dan illusoire verbeelding, met beroemde zinnen als 'We are such stuff/ As dreams are made on; and our little life/ Is rounded with a sleep'. De uitgerangeerde Uli Bouwmeester speelt de oude afscheidnemende De Vries die de oude Prospero speelt, die op zijn beurt dus Shakespeares laatste toneelwoorden uitspreekt, waarin dan ook nog eens de werkelijkheid als toneel in toneel in toneel wordt geschetst. Tamelijk duizelingwekkend, temeer omdat Uli Bouwmeester bij tijd en wijle zich voelt veranderen in Pierre de Vries die zich voelt veranderen in Prospero, en daarbij tevens ervaart hoe de geheimzinnige en diepe werkelijkheid van het toneel de vertrouwde werkelijkheid van alledag soms verdringt. Dit soort dubbele bodems maken de roman behoorlijk complex, temeer ook omdat er allerlei intertekstuele verwijzingen in zitten die voor nog weer extra dubbele bodems zorgen. Maar voor mij was het boek ook duizelingwekkend en meeslepend.

Uiterst fascinerend vond ik bovendien hoe Uli Bouwmeester, vooral via dat geheimzinnige medium van het theater, onwillekeurig ook doordringt tot verdrongen groteske taferelen uit zijn eigen verleden, taferelen die diep waren weggeborgen in zijn onbewuste. Bijvoorbeeld een verdrongen avontuur van zwaar homoseksuele aard, temidden van bombardementen tijdens WO II. Via het toneel daalt hij dus a.h.w. af in zijn eigen onderwereld, zoals hij ook nachtelijke tochten maakt door een bijna tot gruweltheater verworden Amsterdam, waarin figuren uit de penoze bijna symbool lijken staan voor het Egyptische dodenrijk. En tussendoor worden ook nog eens opmerkelijk fascinerende dingen gezegd over kunst, theater, verbeelding, de ongrijpbare en raadselachtige schoonheid van allerlaatste kunstwerken (zoals The tempest van Shakespeare), enzovoort. Mulisch beeldt de werkelijkheid wel vaker als complex en gelaagd raadsel af, onder het beroemde motto 'Het beste is, het raadsel te vergroten'. Dat doet hij in dit boek weer op m.i. erg meeslepende wijze. Zoals hij ook weer fraai schrijft over de alchemistische transformerende kracht van verbeelding en kunst. Oftewel hoe kunst, door de zogenaamde werkelijkheid (of wat daarvoor doorgaat) te vervormen in een bijna ondoorgrondelijk spiegelspel, allerlei diepere raadsels binnen die werkelijkheid op fascinerende wijze toont. En hoe kunst ook in staat is, binnen de wereld van fictie althans, de tijd om te vormen en zelfs om te keren en te ontstijgen. Bijvoorbeeld omdat Uli Bouwmeester samenvalt met de door hem uitgebeelde (en: fictieve) De Vries en diens (deels gefictionaliseerde) tijd. Wat weer een illusie is, allicht, maar wel een illusie die inzicht geeft of op zijn minst onze eigen verbeelding verrijkt.

*Toevoeging 17 oktober 2016*: een paar jaar later herlas ik "Hoogste Tijd" samen met Tea en Jan Haas en Gigi Leestgraag (zie reacties bij "Leest weer een Harry Mulisch" op Hebban), en dat gaf behoorlijk wat extra inhoud aan deze leeservaring. Bijvoorbeeld omdat het motief van "theater in theater in theater" dat zo sterk voorop staat nog verhevigd wordt door alle intertekstuele verwijzingen: niet alleen naar Shakespeare, maar ook naar Poe (het avonturenverhaal "Narrative of Arthur Gordon Pym" waarin - net als in "The tempest"!- de zee rondspookt als een symbool van het ongetemde onbewuste en van de onderwereld), naar Faust (de alchemie van de kunst, de ontdekkingsreis in mythische regionen voorbij leven en dood), de Oedipus- mythe (waarin volgens Mulisch de tijd wordt overwonnen), de Osiris-mythe over dood en wedergeboorte, en zo nog veel meer. Ergens zegt een van de personages "dat als je op die manier nu maar een oneindig aantal toneelstukken in elkaar schoof, dat dan het oneindigste toneelstuk de werkelijkheid zou zijn". Welnu, in "Hoogste Tijd" wordt dus toneelstuk in toneelstuk in toneelstuk geschoven, en intertekstuele verwijzing in intertekstuele verwijzing in intertekstuele verwijzing. Het decor waarin Uli Bouwmeester zijn toneel in toneel in toneel zal opvoeren wordt beschreven als "een sneeuwwit decor met een centrale bouw, bestaande uit een labyrintische constructie van driehoeken, een soort kristal, dat voor alle locaties dienst moest doen". De term "labyrintisch" onderstreept de oneindige veelvormigheid en raadselachtigheid van dat spiegelpaleis; bovendien doet de vorm ervan denken aan een ijsberg, wat weer een verwijzing is naar "The narrative of Arthur Gordon Pym" en de oneindige onderwerelden van de zee. Voorts wordt de fictieve wereld die dit decor oproept beschreven als "een kubistische plaats zonder perspectief, zodat ook de handeling zich opende naar alles wat mogelijk en onmogelijk was". Welnu, "Hoogste Tijd" is net zo "labyrintisch" en "kubistisch" als dit decor, en wil volgens mij net zo goed de handeling openen naar alles wat onmogelijk is. En dat niet alleen door alle in elkaar geschoven theaterstukken en intertekstuele verwijzingen, maar vooral ook door de steeds barokkere wijze waarop binnen Uli's hoofd heden en (al dan niet gefantaseerd of gehallucineerd) verleden vermengd worden tot een steeds labyrintischer geheel.

Op enig moment denkt Uli, duizelend van alles wat hem overkomt en alle duizelingwekkende kunsttheoretische theorieën die hij hoort, het volgende: "Zo was er natuurlijk nog veel meer waar hij het bestaan niet van wist [...] Het had allemaal met 'cultuur' te maken; of niet gewoon met cultuur, maar met wat daarachter zat. Iets geheimzinnigs, dat er OOK NOG WAS, maar [niet] in handen kwam van iedereen. Of misschien was het zo, dat het niet uitgelegd kon worden - misschien kon je het alleen zelf ontdekken, als je er rijp voor was". Welnu, in mijn beleving is dat "geheimzinnige" waar Uli over mijmert (en waar hij dan "rijp voor" is) precies die duizeling van theater in theater in theater, van intertekstuele verwijzing in verwijzing in verwijzing, van heden dat verglijdt in verleden dat verglijdt in hallucinatoire droom. De grensoverschrijdende duizeling die Uli ervaart door te veranderen in de fictieve Pierre de Vries die de veranderlijke magiër Prospero speelt die de laatste geschreven woorden van Shakespeare spreekt. De duizeling die de lezer overvalt als hij alle dubbele bodems probeert te doorgronden en de steeds ongrijpbaardere en hallucinatoire belevingswereld van Uli gadeslaat. Een soort duizeling die ons voor even losrukt van tijd, plaats, conventies, onze gebruikelijke perspectieven op de wereld, ons ik. Een duizeling dus die misschien heel in de verte iets weg heeft van de ontstijging aan leven en dood; dezelfde ontstijging die centraal staat in veel mythen en verhalen (over o.a. Faust, Osiris, Oedipus, de uitvinders van het labyrint) die dan weer de geheimzinnige humus vormen van onze cultuur. Want mythen, zegt Mulisch volgens mij in andere boeken, zijn geheimzinnige uitdrukkingen van onze meest verborgen en onmogelijke potenties en verlangens, die wij niet kunnen verwezenlijken maar die onlosmakelijk onderdeel zijn of zouden moeten zijn van onze denkwereld. Mythen zijn dan een geheimzinnige "onderlaag" van onze cultuur en onze dromen, een onderlaag die we niet kunnen bevatten maar die wel deel is van ons ik. Hetgeen we alleen beseffen als we onze rationaliteit enigszins loslaten en ons openen voor het raadsel en de paradox. Zoiets ervaart Uli volgens mij, als hij versmelt met Pierre de Vries: voor even is hij dan onderdeel van de onmogelijke en ongerijmde wereld van de mythen. En zoiets ervaart de lezer volgens mij, als hij zich verliest in het kubistische en paradoxale labyrint van dit boek. Voor Uli is dit een ervaring van het onmogelijke, die hij niet overleeft. En voor de lezer, in elk geval voor mij, was het een ervaring van het onmogelijke in het klein, heel verwarrend maar precies daardoor ook een groot genot. Het mythische, theatrale, intertekstuele en door dat alles uiterst kunstmatige karakter van deze roman was daarbij heel functioneel, want precies daardoor opende dit boek voor mij horizonten van de verbeelding die je in "realistische" literatuur niet ziet. En juist die horizonten voelde ik als een grote verrijking van mijn eigen verbeelding en van mijn eigen beperkte vermogens om te dromen van het onmogelijke. *Einde toevoeging 17 oktober 2016*

Ja mensen, dit was theater, dit was meeslepende literatuur, dit was grote kunst. Applaus!
1

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Nico van der Sijde

Gesponsord

Deze thriller trekt je razendsnel mee in een complot met onbetrouwbare staatslieden met hun eigen agenda's, internationale conflicten en hoogoplopende bedreigingen voor de samenleving.