Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Waarom ik, ondanks alles, dit boek TOCH waardeerde

Nico van der Sijde 13 februari 2016
James Wood, de m.i. erg interessante criticus van de New Yorker, schreef een uitvoerig en interessant stuk waarin veel kritische noten werden gekraakt over "The bone clocks", Mitchells nieuwste. In een recent interview in de NRC lichtte hij die kritiek nog eens toe. Met die kritiek ben ik het deels wel eens, maar voor het merendeel niet. Toch was de kritiek voor mij wel verhelderend: ik begreep beter waarom ik zelf op een gegeven moment de grootste moeite had met het boek, maar ook (nadat ik mijn eigen indrukken nog eens had getoetst aan die van Wood) waarom ik het uiteindelijk TOCH uitlas en er zelfs van genoot. Want dat is het aardige aan de recensies van Wood: ze zetten mij aan het denken, of ik het er nou mee eens ben of niet, en daardoor vergroten ze mijn begrip.

James Wood is heel lovend over Mitchells vermogen als 'pure storyteller': moeiteloos knoopt Mitchell immers zes verhalen aan elkaar met verschillende hoofdpersonen, in verschillende stijlen en in verschillende tijden (van de jaren 80 uit de vorige eeuw tot de jaren 2040), binnen die verhalen houdt hij ook allerlei verschillende ballen in de lucht, en het proza is amusant en swingend als een tierelier. Daarvoor prijst Wood Mitchell dan ook zeer. Maar zijn voornaamste bezwaar is dat het TE 'entertaining' is en TE virtuoos en ogenschijnlijk moeiteloos in elkaar is gezet. Literatuur, zegt Wood, hoort te gaan over de worstelingen van de mens met het eindige en complexe bestaan: het hoort inzicht te geven in de complexiteit van 'de menselijke conditie' en in de tragi-komische aspecten van ons bestaan als sterfelijke en feilbare fragiele wezens. En een amusante en entertainende stijl als die van Mitchell laat zich volgens Wood moeilijk combineren met die worstelingen en die tragi-komische menselijke conditie. En dan maakt Mitchell ook nog eens gebruik van fantasy: de magische strijd tussen twee soorten onsterfelijken, namelijk de 'horologists' die via reincarnatie eeuwig voortleven en waar mogelijk sterfelijken bijstaan met hun magie, en de boosaardige 'anchorites' die in eeuwige jeugd voortleven door sterfelijken te vermoorden. Dat soort magie is al te entertainend en futiel, aldus Woods, en bovendien dompelt fantasy ons onder in de sfeer van bovennatuurlijke en goddelijke magie, en dat is het tegendeel van het geworstel met eindigheid en feilbare sterfelijkheid die in echte literatuur voorop hoort te staan. Aldus Wood.

Nou vind ik alle onderscheid tussen 'echte' en 'niet echte' literatuur behoorlijk discutabel en een beetje al te normatief en elitair: iedereen moet gewoon lezen wat hij leuk of mooi vind, en verder geen gezeur. Maar ik hou zelf ook niet van fantasy: naar mijn smaak - maar die berust wellicht op een gebrek aan kennis- draait dat genre te veel om mannetjes of vrouwtjes die met toverspreuken allerlei zware problemen oplossen, en mij interesseert juist het geworstel met problemen waar geen enkele toverspreuk tegen helpt. Bovendien bestaan toverspreuken gewoon niet. Ik verveel mij bij een Harry Potter-film dan ook na tien minuten helemaal dood, hoe kundig ik ze ook gemaakt vind, en hoezeer ik ook later in die films weer helemaal opveer door de ongebreidelde fantasie ervan. Dus had ik ook wat moeite met de fantasy-elementen in "The bone clocks". In de eerste vier verhaallijnen bleef het nog op de achtergrond, bleef het daardoor mooi geheimzinnig, en droeg het daardoor m.i. zelfs mooi bij aan het mysterie van de verhaallijnen. Bovendien zijn die verhaallijnen allemaal zo sterk en swingend opgeschreven dat een beetje fantasy er ook niks aan kon bederven. En in zekere zin werkt de fantasy soms zelfs versterkend: de zoekende en erg sterfelijke hoofdpersonen worden willoos voortgeduwd door magische krachten die hen te boven gaan, en dat geeft extra lading aan hun machteloze geploeter. Maar in de vijfde en voorlaatste verhaallijn staat een magische strijd tussen de 'horologists' en 'anchorites' centraal, en TOEN zat ik halverwege helemaal stuk. Al dat gratuite gegoochel en gepiel met telekinetische en andere magische krachten, ik trok het gewoon niet: het was mij te leeg, te loos, te oninteressant. Alleen, toen ik toch doorzette werd ik alsnog totaal bij mijn lurven gegrepen, juist ook in dat fantasy-hoofdstuk, en uiteindelijk las ik het boek zelfs met plezier en ontroering uit. Hoe kan dat?

Ten eerste vermoedelijk door het vakmanschap van Mitchell: hij beheerst alle genres, OOK de genres waar ik totaal niet van houd. Dus is hij altijd in staat mij mee te slepen, OOK met fantasy. Dat komt overeen met wat Wood ook al zei: een geweldige verteller, die Mitchell, en een geniale entertainer. Maar bovendien denk ik, anders dan Wood, dat het ook in die fantasy gaat om meer dan alleen fantasy en dat Mitchell al entertainend wel degelijk 'de menselijke conditie' beschrijft. Het is bijvoorbeeld opvallend hoe vaak de personages in de verschillende verhalen terloops of niet terloops geconfronteerd worden met hun sterfelijkheid: de weinig flatterende aanblik van hun vermoeide en oud lijkende gezicht in de onvoordelig verlichte spiegel van een lift, de verbaasde gewaarwording minder fit te zijn dan je dacht, de overdenking (van iemand die met zwendel zijn brood verdient) dat geld en luxe alleen maar een façade is die niks helpt tegen dood en verval, en ga zo maar door. Een van de verhaallijnen is een werkelijk briljante en uiterst vermakelijke satire met een 'beroemd schrijver' (losjes gebaseerd op Martin Amis) als protagonist, maar onder alle vermakelijkheid kiert wel de wanhoop en angst voor eenzaamheid en dood: niet voor niets heet dit hoofdstuk dan ook 'The lonely planet of Crispin Hershey'. Opvallend vaak staan er in alle verhaallijnen ook van die haiku-achtige terloopse zinnetjes vol betrekkelijkheidsbesef, zinnetjes die ook al zo opvallend aanwezig waren in "The thousand autumns of Jacob de Zoet": over een verkeersgeluid buiten, de schreeuw van een vogel, de ruis van een TV-toestel, gepraat van mensen op straat. Zinnetjes die een soort sfeer van ongrijpbaarheid en vluchtigheid oproepen, van hoe de dingen voorbijgaan, van hoe de wereld onverschillig doordraait zonder zich iets van de personages aan te trekken, en soms ook van de helaasheid der dingen. En dat is het totale tegendeel van onsterfelijkheid. In het fantasy-hoofdstuk draait het niet alleen maar om de twee soorten magische onsterfelijken, maar wordt ook een indringend visioen beschreven van sterfelijkheid en dood: een eindeloze met duisternis omgeven zandvlakte, met zielen als verloren en nietige dwaallichtjes. De steeds reincarnerende 'horologists' zijn bovendien wel degelijk bang voor de dood: het sterven in de ene gedaante en herboren worden in de andere is een pijnlijk proces. De 'anchorites' zijn dan weer vampiristisch, en onderdeel van een Faustiaans pact: afkopen van onsterfelijkheid en kopen van de eeuwige jeugd, onder opoffering van mensenlevens en de eigen ziel. Maar juist die 'anchorites' staan ook model voor hoe wij omgaan met onze planeet en het milieu: we kopen geluk en genot, maar putten onze hulpbronnen uit. Zoals trouwens de 'horologists' ook niet alleen maar fantasy-figuren zijn: Mitchell bedoelt ze volgens mij ook als metafoor voor het voortleven via herinneringen of via culturele tradities en cultuur. Een van de horologists bijvoorbeeld, in haar eerste leven Maori, komt alleen tot leven als de hele reeks van oeroude en vergeten Maori-verhalen waaruit zij afkomstig is wordt herverteld en herdacht. Zonder die verhalen is zij alleen een lege schim, een luchtspiegeling zonder substantie. Zoals ook het hele Maori-volk feitelijk dood is zodra hun tradities en verhalen niet meer leven. Een andere horologist mijmert over hoe hij in zijn vele levens vele pianostukken heeft gespeeld, van verschillende oude maar op DAT moment springlevende componisten, die hij als een soort culturele traditie in zichzelf bewaart en levend houdt. Wat dan een tegenstelling vormt met de anchorites, die vooral staan voor het doden van herinnering, cultuur en traditie. En mogelijk ook voor het wanhopig VERDRINGEN van sterfelijkheid en dood.

Aardig in dat verband is ook hoe Mitchell allerlei figuren uit zijn andere boeken laat reincarneren in "The bone clocks". Dat is heel amusant, maar naar mijn smaak ook mooi en ontroerend. Een van de 'horologists' is bijvoorbeeld ooit dokter Marinus geweest, die wij nog kennen als 'de cynische dromer' en de vriend van Jacob de Zoet. Mooi vind ik dan hoe dit uitnodigt om "The thousand autumns of Jacob de Zoet" vanuit een nieuw en rijker perspectief te herlezen: alleen al dat die Marinus nu een reincarnerende figuur blijkt die in vele levens veel leed heeft gezien verrijkt achteraf die eerdere roman over Jacob de Zoet. Maar ook het omgekeerde geldt: uit die eerdere roman weten we dat Marinus een 'cynische dromer' was, en zeer begaan met ziekte en sterfelijkheid van zijn patienten. En dat onderstreept nog eens dat de Marinus van "The bone clocks" niet een onsterfelijke is die lak heeft aan de dood, maar een figuur die ondanks de eigen onsterfelijkheid treurt om de dood. Dat illustreert wederom dat Mitchell wel fantasy gebruikt in zijn boek, maar daarmee nog niet onze eindigheid en sterfelijkheid onder het tapijt stopt.

Bovendien, "The bone clocks" eindigt niet met de spectaculaire en magische strijd tussen de onsterfelijken. Het eindigt met een verhaallijn in 2043, waarin de uiterst sterfelijke en inmiddels oude Holly Sykes weer optreedt, mijmerend over haar teruggekeerde ziekte (de kanker die als een 'bone clock' haar tijd en leven onverbiddelijk wegtikt), en over het door milieurampen en andere euvelen geteisterde Ierland. Haar herinneringen zijn vaag, foto's van haar verleden zijn vergeeld, en haar geadopteerde kleinzoon -die zijn beide ouders niet meer heeft- weet niet meer wie hij is geweest en waar hij vandaan kwam. Ook nu wordt ze weer geholpen door horologists, net als in eerdere verhaallijnen. Maar haar meest wezenlijke conclusie is toch: "Incoming waves erase all traces of the vanishing boat, and I am feeling erased myself, fading away into an invisible woman. For one voyage to begin, another voyage must come to an end, sort of". In alle verhaallijnen daarvoor trad Holly Sykes ook al op, soms als ik-figuur, soms als bij-figuur, maar door de grote gaten tussen de verhaallijnen (de grote tijdsprongen, stijlverschillen en perspectiefwisselingen) leveren die verhalen niet een coherent beeld op van Holly maar juist een tamelijk heterogeen en gefragmenteerd beeld. Ze is tot het einde toe 'onaf', als het ware. En dan concludeert ze aan het eind ook nog eens dat haar reis min of meer ophoudt en dat ze begint te vervagen, net als de hele wereld om haar heen.....

"The bone clocks" is zonder meer een feest van 'storytelling', en virtuoos van vorm en stijl. Niet zo geniaal als "Cloud Atlas", vind ik, maar uitermate amusant en onderhoudend, en vol humor en onverwachte beeldspraak. Ook heel fraai van stijl, zij het m.i. niet zo fraai als "The thousand autumns of Jacob de Zoet". Zelfs de fantasy-stukken sleepten mij uiteindelijk mee, en dat terwijl ik totaal niet van fantasy houd. Wat trouwens misschien onterecht is, en gebaseerd is op vooroordelen of gebrek aan kennis van mijn kant. En bovendien schrijft Mitchell - denk ik, in tegenstelling tot Wood- ook nog eens mooie en ontroerende passages over de worstelingen met onze sterfelijkheid. Hij amuseert ons niet alleen met zijn fantasy en zijn fantasie, maar hij ontroert ons ook. Ziedaar dus waarom ik, ondanks enkele tijdelijke bezwaren, toch genoten heb van de nieuwe Mitchell.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Nico van der Sijde

Gesponsord

Deze thriller trekt je razendsnel mee in een complot met onbetrouwbare staatslieden met hun eigen agenda's, internationale conflicten en hoogoplopende bedreigingen voor de samenleving.