Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Media vita in morte sumus

Roosje de Vries 15 juni 2018
In ongenade



Media vita in morte sumus *



David Lurie leidt een prettig leven: universiteitsdocent in Kaapstad, twee maal getrouwd, tweemaal gescheiden, een volwassen dochter. Hij is een beetje ouderwets, hij houdt van de romantische dichters Wordsworth en Byron, hij houdt veel van vrouwen en zij van hem; hij doet er ook niet moeilijk over om te betalen voor de lichamelijke liefde. Hij is een mannelijke madame Bovary. Het leven is mild voor hem tot hij met een studente over de schreef gaat en hij daarom zijn baan als docent opgeeft. Hij wil zich niet in de luren laten leggen door zijn collegae, die zich naar zijn idee tegen hem keren. In a split second raakt hij volkomen geïsoleerd.
Hij gaat for the time being wonen bij zijn dochter Lucy, die lesbisch is en verlaten door haar vriendin. Lucy baat met Petrus, een zwarte man met twee vrouwen, een boerderij en en kennel uit.

Alles gaat op de schop in Davids leven, op alle levensgebieden gaat het roer om. Hij heeft zelf zijn kont tegen de krib gegooid maar is op geen enkele manier in staat de komende gebeurtenissen in zijn leven te controleren, te overzien of ook maar op een minimaal niveau te begrijpen. In plaats van dat hij het leven leidt, leidt het leven hem.

De toch min of meer zelf opgelegde ommezwaai in Davids leven lijkt gelijke tred te houden met het nog steeds veranderende Zuid-Afrika; het Zuid-Afrika nieuwe stijl, het Zuid-Afrika dat als los zand aan elkaar hangt, het Zuid-Afrika waarin machtsverschuivingen aan de orde van de dag zijn.

David vertegenwoordigt in een bepaald opzicht de oudere blanke intellectueel; zijn dochter, blank en lesbisch, probeert mee te gaan in de flow, die meer de vorm heeft van een vloedgolf, van veranderingen, waarin blanken en zwarten in heel andere relaties tot elkaar komen te staan.
David is geen racist, niet echt. Hij is ook niet te beroerd zijn handen uit de mouwen te steken. Hij wil zijn dochter bijstaan maar zij heeft steeds andere gedachten en opvattingen dan hij. Zij lijken voortdurend langs elkaar heen te schuren. Strijken, schuren en schuiven.

Ten aanzien van vrouwen moet David zijn opvattingen ook bijstellen. Nooit had hij in zijn vroegere leven gedacht dat hij met een onaantrekkelijke vrouw het bed zou delen. Honger maakt rauwe bonen zoet. Of toch niet?

Tot op het bot wordt David gefileerd; alles wordt hem ontnomen als Job op de mestvaalt. Is Davids geloof net zo sterk? Waarin blijft David geloven? Lord Byron en diens verlaten geliefde Teresa blijven hem tot op het laatst bij; hij schrijft een kameropera met hen als onderwerp, maar ook zij haken af en de opera is niet levensvatbaar. Het leven wordt hem tot Dantes hel, waarin de verdoemden zich uit het zompige moeras proberen te wrikken, gekweld door de straffen die passen bij door hen begane zonden. Er blijft David niets anders over dan te doen wat hij moet doen.
En met het doen wat gedaan moet worden, blijft hij daarbij nog een mens? Bijvoorbeeld zo’n mens als Bev Shaw, die het dierenasiel leidt? Of wordt hij hiermee een dier, één van de honden bijvoorbeeld, die hij samen met Bev helpt?

Het is moeilijk uit te leggen waarom dit inktzwarte en zeer heftige boek een geweldige leeservaring is.
Coetzee is een fantastisch schrijver, die je hypnotiseert door alle gewelddadigheden en onbegrijpelijke menselijke handelingen heen. Coetzee doet ook wat hij moet doen: hij beschrijft, hij toont, hij wrijft het je in op een wijze waardoor er geen ontsnapping mogelijk is: voor David Lurie niet, en evenmin voor zijn dochter Lucy.
Moet je je als mens laten vallen als Alice door het konijnenhol en maar zien waar je terecht komt en hoe je omgaat met de wonders die je op je weg tegenkomt? Dat is wat Lucy een beetje lijkt te doen: alles in dit land gaat op de schop, dus ook in mij gaan de dingen op de schop. Of probeer je je tijdens het vallen vast te houden aan de laatste strohalmen die uit de aarden wanden groeien, zoals David lijkt te doen?

Het einde van het boek is open. David en Bev bekommeren zich om de honden; ze doen wat er gedaan moet worden. Zij bekommeren zich om de dieren, die zich in een nog treuriger staat bevinden dan de mensen. David en Bev staan aan het ene uiteinde. Lucy staat aan het andere uiteinde: Lucy bekommert zich om de mensen, om de nieuwe mensen.


Ik heb dit boek nu drie keer gelezen. Ik denk dat ik het nog wel eens zal lezen. Coetzee windt er geen doekjes om, dat schreef ik al; hij grijpt je bij de strot en laat niet meer los, net als de buldog-teef die bij Lucy in de kennel rondscharrelt nadat ze achtergelaten is door haar baas. De meeste mensen vinden dit een zwartgallig boek, te zwart, te gewelddadig, van alles te... Dit boek biedt ergens een sprankje hoop, zo ervaar ik het tenminste. David is van zijn ivoren toren gestort en dat werd ook eens tijd, terwijl hij voor mij als lezer niet echt een heel nare man is. Het is beslist Coetzee’s verdienste hem zo af te schilderen dat je geen echte hekel aan hem krijgt, terwijl ik daarover wel verbaasde.
Lucy en Bev, twee eigenlijk onaantrekkelijke vrouwen, dragen op alle mogelijke manieren het leven. Zij zijn de oermoeders van het land. Hen beschrijft Coetzee met een ingehouden en zeer ingetogen sympathie. Iets wat je misschien nauwelijks sympathie kunt noemen. Een flintertje, een flikkering.
De blanken komen er niet goed af maar de zwarten ook niet. Op zijn minst zijn de groepen in de war, uit op boetedoening dan wel vergelding, uit op vergeving dan wel respect. Een grote warboel is het maar het leven gaat door. Mensen proberen te doen wat er te doen is.


‘Voor een van de honden in de hokken heeft hij een bijzondere genegenheid opgevat. Het is een jonge reu met een verschrompelde linkerachterpoot die hij achter zich aan sleept. Of hij ermee geboren is, weet hij niet. Geen enkele bezoeker heeft interesse getoond om hem te adopteren.’ (2007: 247)














John Maxwell (J.M.) Coetzee (Kaapstad, 9 februari 1940) is een Zuid-Afrikaans schrijver en vertaler. Op 2 oktober 2003 werd hem de Nobelprijs voor Literatuur toegekend. Hij was de tweede Zuid-Afrikaanse schrijver die deze eer ten deel viel - Nadine Gordimer was in 1991 de eerste. De prijs werd op 10 december in Stockholm aan hem uitgereikt. Coetzee wordt beschouwd als een van de belangrijkste schrijvers van deze tijd.

Het voorgeslacht van Coetzee bestaat voor het merendeel uit naar Zuid-Afrika geëmigreerde 17e-eeuwse Nederlanders. Hij groeide op in een Engelstalige familie, maar spreekt ook Afrikaans (en daarmee redelijk goed Nederlands).

Coetzee studeerde wiskunde en Engels aan de Universiteit van Kaapstad. Begin jaren zestig verhuisde hij naar Groot-Brittannië, waar hij werkte als computerprogrammeur. Zijn ervaringen werden later verwerkt in het boek Youth (2002). Daarna studeerde hij literatuur aan de Universiteit van Texas in Austin en doceerde vervolgens tot 1971 Engels aan de Universiteit van Buffalo (Staatsuniversiteit van New York). In 1970 belandde hij in een Amerikaanse gevangeniscel omdat hij deelnam aan een protest tegen de oorlog in Vietnam. Dit betekende het einde van zijn Amerikaanse academische carrière.

In 1971 keerde Coetzee terug naar Zuid-Afrika. Hij werd hoogleraar Engels aan de Universiteit van Kaapstad en ging daar in 2002 met pensioen. Vervolgens verhuisde hij naar Adelaide (Australië), waar hij een ereaanstelling kreeg als onderzoeker aan de faculteit Engels van de Universiteit van Adelaide. Van 2002 tot 2003 was hij eveneens professor aan de Universiteit van Chicago. Op 6 maart 2006 werd hij Australisch staatsburger.

Los van zijn academische werk is Coetzee sinds de jaren zeventig op de eerste plaats romanschrijver. Daarnaast werkt hij als vertaler; hij vertaalde onder andere de roman Een nagelaten bekentenis van Marcellus Emants in het Engels. Ook publiceert hij kritieken en geeft hij in boeken en media regelmatig zijn mening over dierenrechten. Verder is Coetzee een fel tegenstander van apartheid, hoewel dat thema in directe zin nauwelijks voorkomt in zijn werk.

Coetzee was de eerste schrijver die tweemaal de Booker Prize won, in 1983 voor Wereld & wandel van Michael K en in 1999 voor In ongenade. Omdat hij de publiciteit omtrent de prijzen wilde mijden, kwam hij de prijzen niet ophalen.

Op 14 mei 2010 ontving hij een koninklijke onderscheiding, Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

Coetzee schreef diverse romans, waarin vaak het thema terugkeert van de eenling die zich staande moet zien te houden binnen een groep. Ook behandelt hij in zijn romans vanuit verscheidene invalshoeken grote menselijke thema's, zoals liefde, geluk, eenzaamheid, angst, verdriet, goed en kwaad, of bijvoorbeeld de meer concrete vraag of mensen die geen kinderen hebben iets wezenlijks missen in het leven.







Auteur: J.M. Coetzee
Titel: In ongenade
Uitgever: Cossee
256 pagina's
Vertaald door: Joop van Helmond ,Frans van der Wiel
Verschijningsdatum
december 2013; druk 13
ISBN10 9059364562
Categorieën: Literatuur & Romans Literaire romans

























Eerste regel van een Gregoriaans lied. Titel van een gedichtenbundel van J.C. Bloem uit 1931


Media vita in morte sumus
quem quaerimus adjutorem
nisi te, Domine,
qui pro peccatis nostris
juste irasceris?

Sancte Deus,
sancte fortis,
sancte et misericors Salvator:
amarae morti ne tradas nos.


In the midst of life we are in death
of whom may we seek for succour,
but of thee, O Lord,
who for our sins
art justly displeased?

Yet, O Lord God most holy,
O Lord most mighty,
O holy and most merciful Saviour,
deliver us not into the bitter pains of eternal death.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Roosje de Vries

Gesponsord

Deze thriller trekt je razendsnel mee in een complot met onbetrouwbare staatslieden met hun eigen agenda's, internationale conflicten en hoogoplopende bedreigingen voor de samenleving.