Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Horen, zien en zwijgen...

Hilde H 09 augustus 2017
Tuin aan zee is een kostbaar kleinood van de Catalaanse schrijfster Mercè Rodoreda (1908-1983). Het verhaal dateert uit 1967 en verscheen in 2014 ook in het Nederlands, in een vertaling van Frans Oosterholt.
Een oude tuinman onderhoudt de tuin van een luxueuze villa aan de Spaanse kust. Na zijn soldatentijd was hij in dienst genomen door de toenmalige eigenaars en bij iedere eigenaarswissel mocht hij blijven. In het boek haalt hij herinneringen op aan de zes turbulente zomers waarin het landgoed eigendom was van Francesc Bohigues, volgens de babbelzieke kokkin “een van de rijkste mannen” uit Barcelona. Francesc was net gehuwd met de mooie Rosamaria, die ook de tuinman niet onberoerd liet : “Ze had iets waarvan ik, omdat ik tuinman ben, niet weet of ik het onder woorden kan brengen; ik weet vooral niet hoe je gevoelige dingen onder woorden moet brengen… En al is een tuinman een beetje anders dan de andere mensen, en dat komt doordat we met bloemen omgaan, we gaan ook met aarde om. Je kunt zeggen dat het ene het andere in balans houdt. Maar met haar, ik bedoel met mevrouw, was het net of je alleen met bloemen omging. Ik praat wartaal, geloof ik. Maar ik vond mevrouw erg aantrekkelijk… alleen om naar te kijken. Soms had ik willen zeggen: ‘Gaat u zitten, dan kijk ik wat naar u.’ Dat heb ik natuurlijk nooit gedurfd.”
Francesc en Rosamaria gebruikten het domein een paar maanden per jaar als buitenverblijf. Ieder jaar, aan het begin van de zomer, streken zij er neer met in hun kielzog een onduidelijke verzameling vrienden, gasten en huispersoneel: Feliu, die de zee schilderde; Eulàlia en Maragda, vriendinnen van mevrouw Rosamaria; de kokkin Quima en de dienstmeisjes Mariona (uit het dorp) en Miranda (uit Brazilië) waren vaste waarden. De tuinman observeerde hun reilen en zeilen: “Ik heb altijd willen weten wat er met mensen gebeurt, en niet omdat ik een bemoeial ben… Ik houd gewoon van mensen en ik hield van de eigenaren van dit huis.” “Als ze ’s ochtends terugkwamen van het strand, zorgde ik ervoor dat ik in de weer was met de bloemperken rondom het huis. Deze hier, vol met afrikaantjes; om te horen wat ze zeiden. En zo vrolijk als ze waren, en zo jong, en zo rijk… alles wat ze hadden…
Het contrast tussen de aardse tuinman en het mondaine vriendenclubje en hun babbelzieke huispersoneel kon niet groter zijn. De tuinman is een eenzaat die leeft op het ritme van de natuur. Hij lijkt wel vergroeid met zijn tuin, net als de oude eucalyptus, waarmee hij zichzelf vergelijkt : “Deze boom heeft veel verdriet en veel vreugde gezien. En hij blijft altijd gelijk. Hij heeft me geleerd te zijn zoals ik ben…” In de verbondenheid van de natuur vindt hij een gevoel van welbehagen dat hem onverstoorbaar maakt. Haast vanzelf groeide hij tijdens die zomers uit tot de vertrouwenspersoon van zowat iedereen. Hij registreert de zielenroerselen of de roddels die hem werden toevertrouwd op dezelfde wijze als zijn observaties. Hij velt geen oordeel en blijft discreet.
De jonge Barcelonezen kenden die stabiliteit duidelijk niet. In een sfeer van broeierige landerigheid probeerden zij de verveling te verdrijven met steeds nieuwe liefhebberijen en bevliegingen. Nu eens wilden ze allemaal leren “schaatsen op het water”, dan weer werden er dozen vol zwemvliezen, duikbrillen en snorkels geleverd en vervolgens kochten ze een roeiboot “want, zeiden ze, roeien is een goede lichamelijke oefening. En ze hadden dat nog niet gezegd of ze begonnen toertochten te maken met de auto, en ze waren nooit thuis.” In de tweede zomer bracht een van de gasten zelfs een kleine leeuw mee; de volgende zomer was het dan weer het aapje van de Braziliaanse dienstmeid dat voor de vermakelijkheden zorgde.
Als ene meneer Bellom, een nouveau riche met een verwende en op trouwen staande dochter, het perceel grond naast dat van Bohigues koopt om zijn dochter blij te maken en er een nog luxueuzere villa met een stal voor renpaarden en een kolossaal zwembad neerpoot, krijgt de ogenschijnlijke onbekommerdheid en onbezorgdheid van de jeugd een deuk. Onder de uiterlijke gelukzaligheid en frivoliteit schuilen rivaliteit, jaloezie, (zelf)verraad, (verloren) liefde, angst en zelfs de dood. De aanschaf door Bellom was ook niet geheel zo toevallig als eerst gedacht. En de tuinman blijft registreren als liep hij rond met een camera: hij verzamelt brokstukken informatie nu eens uit de 2de hand, dan weer uit het middelpunt van het drama. De conclusies laat hij aan de lezer. De zesde zomer was de laatste. Bohigues verkocht zijn villa. “Daar namen we afscheid, onder aan het uitkijkterras, en het was zogezegd het einde van het verhaal.”
Tuin aan zee is een prachtig boekje, heel poëtisch, bijzonder vermakelijk ook (zeker als oude tuinman het heeft over moderne kunst, of over de strapatsen van de gasten, of van de aap). Soms is het alsof je zelf in de tuin wandelt en de geur van de zomerbloemen ruikt. Hun kleuren springen uit de bladzijden. Rodoreda heeft duidelijk een passie voor bloemen. Je voelt ook dat de figuur van de tuinman met bijzonder veel liefde is gemodelleerd. Frans Oosterholt vertelt in zijn nawoord dat Rodoreda zich voor haar verhaal inspireren door de weelderige bloementuin van haar grootvader, die zij beschrijft als het “paradijs van haar kinderjaren”. De oude tuinman is een ode aan haar opa. Zijn dood – Rodoredo is dan twaalf – maakte in een klap een einde aan haar onbekommerde kindertijd.
Hilde Houbrechts
1

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Hilde H

Gesponsord

Deze thriller trekt je razendsnel mee in een complot met onbetrouwbare staatslieden met hun eigen agenda's, internationale conflicten en hoogoplopende bedreigingen voor de samenleving.