Column /
Blog Mel Wallis de Vries: Vreemde Ontmoeting
Vreemde ontmoeting
Het was een doodnormale dag. Op een doodnormaal treinstation in Nederland. En ik zat op een doodnormaal stoeltje op het perron te wachten op mijn trein. Wat ik deed? Ik weet het niet meer. Waarschijnlijk was ik mijn WhatsApp aan het checken. Of misschien had ik wel een Twix gekocht en was ik die aan het opeten. Het doet er eigenlijk niet toe wat ik deed. Het gaat om het meisje dat heel toevallig naast me kwam zitten. Ze had overal kunnen gaan zitten. Het perron was bijna verlaten. De rijen met lege stoeltjes glommen in het zonlicht. Maar toch koos het meisje ervoor om naast mij te gaan zitten.
Ik verwachtte dat ze haar mobieltje zou pakken om te gaan chatten. Of dat ze haar oordopjes in zou doen om naar muziek te gaan luisteren. Maar ze deed iets heel anders: ze pakte een boek uit haar tas. So what? hoor ik jullie nu denken. Laat haar lekker lezen. Maar het was niet zomaar een boek. Het was mijn boek Fout! Ze had het boek geleend bij de bibliotheek (dat kon ik zien aan de witte sticker op de rug van Fout). Het meisje sloeg het boek ergens halverwege open en begon te lezen.
Ik zat daar maar en keek. Het meisje las de woorden waar ik zo hard aan had gewerkt, eenzaam achter mijn computer. Natuurlijk weet ik dat er meer mensen zijn die mijn boeken lezen (als ik tenminste de verkoopcijfers van mijn uitgever mag geloven). Maar ‘de lezer van je boeken’ blijft toch altijd een beetje een abstract begrip voor een schrijver. Ik bedoel, je zit er nooit naast als je boeken worden gelezen. Maar op dat ene bizarre moment dus wel!
Wat moest ik doen? Moest ik tegen het meisje zeggen dat ik het boek had geschreven? Maar dat voelde bijna onbeschoft. Wie was ik om dat meisje in haar boek te storen? Moest ik dan mijn boek Vals uit mijn tas moeten halen (toevallig had ik een exemplaar bij me)? Misschien zou ze aan me vragen of ik ook de boeken van Mel wallis de Vries las. En dan zou ik, glimlachend, vertellen dat ik de schrijfster zelf was.
Maar ik deed het niet. Ik zat daar maar te kijken hoe ze pagina na pagina omsloeg en las. Moest ik wel, moest ik niet…? Het voelde een beetje alsof ik op de hoge duikplank stond: ik wilde wel springen, maar ik durfde het niet. En toen was het moment opeens voorbij. De trein reed het station binnen en het meisje glipte naar binnen. Weg was ze.
Ik zou er bijna een boek over kunnen schrijven.