J.D. Barker: 'Ik werk momenteel aan twaalf boeken tegelijk'
Wat ik op zolder bewaar
J.D. Barker
In een slaperig kustplaatsje staat het leven van de zeventienjarige Billy Hasler op het punt een angstaanjagende wending te nemen. Wanneer zijn beste vriend David Spivey een mysterieus huis erft op een nabijgelegen eiland, lijkt het de perfecte plek om hun laatste zomer door te brengen voordat ze naar de universiteit gaan. Geen ouders. Geen problemen. Geen verantwoordelijkheden.
Terwijl ze graven in het duistere verleden van het eiland, wekken de jongens een oud kwaad op en wat begint als een onschuldig zomeravontuur verandert al snel in een nachtmerrie. Want het huis blijkt een markante beheerder te hebben en de regels die zijn opgesteld voor degenen die het huis betreden zijn niet mals. Dit zijn de belangrijkste:
Geef Emerson eten, alsjeblieft;
Wie hier is bij zonsondergang, moet blijven tot zonsopkomst;
Doe nooit de deuren op slot;
De eerste verdieping en alles daarboven is verboden voor gasten.
'De haren in mij nek gingen overeind staan; instinctief voelde ik dat het er gevaarlijk was.'
Op de Nederlandstalige editie van Wat ik op zolder bewaar zit een sticker: 'Voor de lezers van Stephen King'. Ben je al gewend aan de vergelijking?
'Daar raak je nooit aan gewend! Ik ben opgegroeid met de boeken van Stephen King en hij was altijd een van mijn favoriete auteurs, dus het blijft vleiend om met hem vergeleken te worden. Zijn boeken hebben me geïnspireerd om zelf te gaan schrijven. Hij heeft me zelfs geholpen met mijn eerste boek en sindsdien is hij mijn klankbord. Ik kan hem altijd mailen met vragen.'
Hoe ben je met hem in contact gekomen?
'In mijn allereerste boek, Forsaken, komt een personage voor dat een tijdschrift koopt. Voor het verhaal was het noodzakelijk om te vermelden waar ze dat kocht, dus schreef ik "Needful Things" op. Dat is de naam van de winkel uit het gelijknamige boek van King. Om te voorkomen dat ik aangeklaagd zou worden, wilde ik het aanpassen. Maar mijn vrouw stelde voor om King op te zoeken en om toestemming te vragen! We besloten naar zijn huis te gaan in de hoop hem grasmaaiend aan te treffen, maar het bleek een onbegaanbaar fort. Toen ik dit aan een vriend vertelde, die King persoonlijk kent, zei hij: "Stephen haat dat! Hier heb je zijn mailadres, stuur gewoon je manuscript. Als hij het wat vindt neemt hij wel contact met je op." Een paar dagen later mailde hij dat hij het te gek vond.'
Dat was nogal een gedurfde aanpak!
'Ik ben onbevreesd als het op dat soort dingen aankomt. En maar goed ook, want het heeft geholpen om mijn eerste boek uit te brengen. Het verkocht goed genoeg om op de radar te komen van grote uitgeverijen. Bovendien zou ik veel liever een "nee" horen dan me altijd afvragen wat er gebeurd zou zijn als ik het wél gevraagd had.'
En dat hoeft Barker zich niet meer af te vragen. De afgelopen tien jaar schreef hij negentien boeken, waarvan acht solo en elf samen met andere schrijvers – waaronder James Patterson. Zijn nieuwste soloboek, Wat ik op zolder bewaar, speelt zich af in New Castle, een eiland net uit de kust van Portsmouth in de Verenigde Staten. 'Iedere middag om drie uur stop ik met schrijven en ga ik een rondje hardlopen,' vertelt Barker. 'En het is letterlijk dat geheimzinnige eiland waar ik op uitkijk als ik op het strand ben. Het is nog geen halve hectare en er staat één huis op. Het is te ver weg om te zien wat er precies gebeurt, maar soms zie je iemand lopen of gaat het licht aan in het huis. Al jarenlang had ik een zin in mijn hoofd: "For a haunted house to be born, somebody has to die." Toen ik naar dat huis aan de andere kant van het water keek, wist ik dat dat verhaal zich daar moest afspelen.'
Het eiland was echter niet zomaar te bezoeken. Een ontwikkelaar was druk bezig om het huis te renoveren en er een museum van te maken. Bovendien kon je er alleen maar met een boot naartoe als het water hoog genoeg stond, omdat het anders vastloopt op de rotsen. Barker kreeg de ontwikkelaar zo ver om hem en zijn gezin er eens naartoe te brengen. 'Ik wist nog helemaal niets van de geschiedenis van het huis, maar ik kreeg meteen het gevoel dat ik er weg moest. De haren in mijn nek gingen overeind staan; instinctief voelde ik dat het er gevaarlijk was.'
Later vertelde hij aan een buurvrouw dat hij zijn nieuwe boek daar wilde situeren, en zij bleek de voorzitter van de historische vereniging van Newcastle. 'Ze vertelde me dat er in de jaren zeventig twee lijken gevonden waren. Ik vroeg informatie aan de politie, maar ze konden er niks over terugvinden in de archieven. Geen enkele afdeling, van lokaal tot de FBI, kon vertellen wat er gebeurd was en de stoffelijke overschotten waren nergens te vinden.'
'Over dit boek heb ik vijf jaar gedaan. Ik bleef maar tegen interessante historische feiten aanlopen.'
De vondst van de lijken komt ook in het boek voor. Is er meer op de waarheid gebaseerd?
'Ja, eigenlijk alle historische informatie in het boek klopt. Het eiland werd een tijd gebruikt als quarantainezone, toen tijdens de Spaans-Amerikaanse oorlog gele koorts uitbrak. Schepen moesten daar in quarantaine, om te voorkomen dat de ziekte zich op het vasteland zou verspreiden. Dat zorgde ervoor dat iedereen op die boten overleed aan de ziekte of honger. Ze gooiden de lichamen overboord voor de haaien en namen de boot in beslag. Vanaf het strand ziet het eiland er pittoresk uit, maar er schuilt een vreselijke geschiedenis achter.'
Je hebt dan vast veel onderzoek moeten doen?
'Ja, maar dat was wel een van de leukste onderdelen aan het schrijven van dit boek. Normaal schrijf ik een boek in drie maanden, hier heb ik vijf jaar over gedaan. Ik bleef maar tegen interessante historische feiten aanlopen die ik dan ook in het verhaal wilde verwerken. Dat maakt het ook leuk voor de lezer: ze kunnen alles op internet opzoeken en er meer over lezen.'
Is dankzij jouw boek het eiland een toeristische trekpleister geworden?
'De ontwikkelaar wilde het museum wijden aan de kustwacht die er jarenlang gevestigd was, maar daar komen niet zoveel mensen op af. Nu het eiland erom bekendstaat dat het er spookt, is het populair. Er worden spooktochten naar het eiland georganiseerd vanwege het boek. Mensen nemen het mee en gaan het daar lezen. Als ik naar het strand ga, zie ik toeristen foto’s van het eiland in de verte maken, met mijn boek in hun handen. Maar ik zeg niks en loop stilletjes weg voordat ze me misschien herkennen. Ik weet niet hoe ik moet reageren in zo’n situatie.'
Barker heeft autisme en spreekt daar heel openlijk over. Daarmee hoopt hij het stigma op autisme weg te halen. 'Ik heb mezelf moeten aanleren om oogcontact te maken met mensen, maar als ik dat niet doe, kan ik gesprekken beter onthouden.' Op zijn tweeëntwintigste werd hij gediagnosticeerd met autisme en bij Barker uit zich dat in een circulair geheugen. 'Dat betekent dat ik me alles herinner sinds ik drie was en al die herinneringen voelen alsof ze net gebeurd zijn. Dat is soms erg verwarrend, maar bij het schrijven komt het ook wel van pas. Billy is gebaseerd op mezelf, toen ik een jaar of zeventien was. Ik hoefde alleen maar herinneringen uit die tijd op te halen om hem te beschrijven. Ik denk dat mijn personages daarom voor veel lezers zo authentiek aanvoelen.'
Heb je altijd op die manier geschreven, door uit je eigen herinneringen te putten?
'Mensen vragen me vaak waar mijn ideeën vandaan komen, maar eerlijk gezegd weet ik dat niet. Vaak ga ik gewoon zitten en begin ik te schrijven. Een film speelt zich af in mijn hoofd en die probeer ik zo snel mogelijk op te schrijven. Sommige elementen zijn dan gebaseerd op eigen ervaringen: ik had vroeger een klasgenoot die een huis erfde van zijn oma. Net als David in het boek maakte ook hij er een feestlocatie van voor zijn vrienden.
Als de plot eenmaal staat, denk ik de personages helemaal uit: ik weet wat hun favoriete nummer is, wat ze die dag voor lunch gegeten hebben, welke attracties in Disneyland ze het leukst vinden. En dat is misschien wel het beste onderdeel van het schrijfproces: ik krijg letterlijk betaald om dingen te verzinnen.'
'Uiteindelijk stonden er zes boeken in The New York Times-bestsellerlijst die ik had geschreven, maar waar een andere naam op stond.'
Dat klinkt als een droombaan; wilde je als kind al schrijver worden?
'Ik en mijn jongere zusje groeiden op in een huis zonder tv, dus we gingen al van jongs af aan naar de bibliotheek. Als kind schreef ik al verhalen, de blaadjes niette ik dan aan elkaar tot een boekje. Ik vulde mijn eigen bibliotheek, waar mijn zusje dan mijn "boeken" uit mocht lenen. Ze kreeg zelfs boetes als ze ze te laat terugbracht. Mijn ouders hebben schrijven echter nooit als carrièremogelijkheid gestimuleerd, ze vonden het een hele leuke hobby. Ze geloofden niet dat je daarmee je geld kon verdienen, soms vinden ze het nog steeds moeilijk te geloven.
Dus ik heb lang in de financiële wereld gewerkt. ’s Avonds werkte ik aan mijn eigen verhalen en schreef ik ook nog boeken voor anderen als ghostwriter. Daar heb ik veel van geleerd, dat was eigenlijk mijn schrijfschool. Want redacteuren verfraaien hun woorden niet tegenover ghostwriters, ze geven directe kritiek op het werk van de auteur en dat moest ik vervolgens herschrijven. Uiteindelijk stonden er zes boeken in The New York Times-bestsellerlijst die ik had geschreven, maar waar een andere naam op stond. Gelukkig motiveerde mijn vrouw me op een gegeven moment om fulltime te gaan schrijven en onder mijn eigen naam boeken uit te brengen.'
Inmiddels ben je bijna twintig boeken verder, zijn er enkele verfilmd en werk je samen met grote namen. Is er nog iets wat je wil bereiken?
'Om eerlijk te zijn, ja. Ik wil op nummer één in The New York Times-bestsellerlijst, nu met mijn eigen naam. Ik heb op nummer twee gestaan, maar nog niet op nummer één. Dat is wel frustrerend, want soms verkocht ik wel meer exemplaren. Het is een mysterie hoe ze de lijst opstellen.'
Dus snel weer aan het werk om een volgend boek te schrijven?
'Ja, ik was vanochtend in mijn hotelkamer al aan het werk. Er is altijd een primair boek waarmee ik bezig ben, maar ik ben tegelijk een andere aan het editen en weer andere aan het plotten. Ik werk momenteel aan twaalf boeken tegelijk. Daarvoor werk ik inmiddels ook samen met co-auteurs en ghostwriters, zodat ik aan hen kan leren wat ik vroeger zelf heb geleerd. Zo kan ik iets terugdoen.'
Dan blijft er eigenlijk nog maar één vraag over: spookt het écht op het eiland?
'Sinds het boek uitkwam zijn er paranormale onderzoekers naar het eiland gekomen. Iets wat ze allemaal zeggen is dat ze energie voelen als iemand overleden is. Die energie van een persoon verdwijnt niet als die overlijdt, maar komt vrij. Dus als er veel mensen op een plek overlijden, dan wordt het een soort batterij omdat alle energie op die plek blijft hangen. Dat was wat ik voelde bij mijn eerste bezoek en ik was niet de enige. Veel bouwvakkers vertelden dat ze mensen konden horen boven, terwijl er niemand boven was. En dit waren gewoon bouwvakkers, die niet op zoek waren naar iets paranormaals en ook het verhaal niet kenden. Ook de paranormale onderzoekers hebben allerlei rare dingen gehoord en opgenomen. Ik ben slim genoeg om te begrijpen dat ik niet alles kan begrijpen.'
Auteursafbeelding: © Bill Peterson via uitgeverij Boekerij
