Column /
Thrillerschrijvers bloggen: Bang in het donker (40)
Ingrid: Jarenlang was ik doodsbang in het donker.
Het laken op mijn gezicht beweegt mee op mijn raspende ademhaling. Op en neer, in horten en stoten. Mijn vuisten zijn gebald, mijn spieren voelen als strakgespannen elastiek. Ik houd mijn adem in en luister. Niets. Absolute stilte. Als ik eindelijk weer durf te ontspannen, hoor ik een dof geluid. Ik verstijf onmiddellijk. Wie is daar?, fluister ik, terwijl ik met bonzend hart over de rand van het laken gluur.
Noodkreet
Nee, dit is niet het begin van mijn derde thriller, maar een scene uit mijn echte leven. Jarenlang was ik doodsbang in het donker. Het begon op mijn zesde en verergerde op het moment dat ik ergens las dat je geesten kon horen als je met een cassetterecorder zo hard mogelijk de stilte opnam. Dat deed ik. Niets te horen natuurlijk. Tot bijna op het einde: een onmiskenbare noodkreet uit het voorgeborchte. Vanaf dat moment was me duidelijk dat ik altijd, dag en nacht, omgeven was door geesten. Niet erg relaxed want er zijn natuurlijk best situaties voor te stellen waarbij je liever geen pottenkijkers wilt.
Stoere meid
Gelukkig werd ik ouder en ietsje nuchterder. Toch was er, zodra het donker werd, niet veel voor nodig om mij ervan te overtuigen dat ZE er nog steeds waren. Het komt er feitelijk op neer dat ik tot mijn dertigste altijd onder mijn bed keek voordat ik ging slapen, ik vaker wel dan niet met mijn laken over mijn hoofd sliep en ik, als ik voor de spiegel mijn tanden stond te flossen, regelmatig een lelijke kop achter me zag opdoemen (dat was overigens meestal mijn ex). Mensen die ik mijn angsten opbiechtte, waren verbijsterd omdat ze me kenden als een stoere meid die na het stappen zonder spoor van angst in haar eentje naar huis liep. Van echte mensen was ik namelijk helemaal niet bang, ik was alleen niet zo gesteld op al die geesten in mijn huis.
Kinderlokkers
De ommekeer kwam toen ik zelf kinderen kreeg. Onverbiddelijk drong tot me door dat opvoeden voorleven behoorde te zijn. Ik dwong mezelf te stoppen met die waanvoorstellingen en me te richten op de realiteit. Wat ik toen zag, beviel me echter nog veel minder: een wereld vol kinderlokkers, wegpiraten en levensgevaarlijke huis-, tuin- en keukensituaties. Paniek! Godzijdank heb ik ergens in die periode ook het thrillerschrijven ontdekt en hoewel mijn geliefden soms klagen dat ik daardoor te weinig tijd voor ze heb, kunnen ze volgens mij maar beter opgelucht zijn dat ik in deze nieuwe fase ben beland. Nu mag ik andere mensen bang maken met mijn angsten. Bestaat er een betere therapie?
Anita, in je vorige blog schreef je dat je even overwoog je partner neer te steken. Om even door te gaan op het thema van de Maand van het Spannende Boek: Hoeveel kwaad steekt er eigenlijk in jou?