Blogpost:
Erik Le Romancier
On-vrouw
Terwijl Asverze met rode wangen van woede en schaamte naar de wandschildering staarde, ging de deur daaronder geruisloos open.
'Asverze? Treed binnen!'
Het was een uitnodiging verpakt als een bevel. Ze deed wat haar werd gezegd. Zodra ze een voet over de drempel zette, werd ze ogenblikkelijk en onverbiddelijk omringd door een lucht die zo zoet en zwaar was, dat die haar de adem benam. Voor haar hing de opperpriester bestudeerd ontspannen en nonchalant in de kussens van een rijkversierde sofa. Van dichtbij leek hij nog kleiner, ouder, schrieler en kaler dan vanaf de afstand waarop ze hem in het verleden wel eens had gezien. Zijn kleine, donkere kraaloogjes straalden echter intelligentie uit en stonden uiterst alert.
'Blijf niet staan, meisje. Maak het je gemakkelijk en kom bij me zitten.'
Hij klopte met een beringde hand, eigenlijk meer een soort vogelklauwtje, naast hem op de sofa.
'Nee, dank u,' antwoordde ze.
Het aanbod leek haar alles behalve aanlokkelijk.
'Nee, dank u, uwe heiligheid,' verbeterde hij haar met een vriendelijke stem die echter onmiskenbaar een stalen ondertoon had. Sowieso klonk zijn stem lang niet zo oud als zijn lichaam eruit zag. In plaats daarvan klonk hij verrassend krachtig en zelfs enigszins jeugdig. Asverze moest onwillekeurig aan de stem van Ulvilla denken en vermoedde dat ze hun nog steeds goede stemmen hadden te danken aan hun opleiding.
'Nee, dank u, uwe heiligheid,' zei ze hem na.
'Zeg maar Ybo, lieve kind,' sprak hij minzaam.
Asverze voelde zich bespeeld en een beetje voor gek gezet. Ze had meteen een hekel aan hem, maar kon dat natuurlijk niet laten blijken.
'Waarom kom je niet bij me zitten, Asverze?' Hij keek haar doordringend aan met zijn kraaloogjes.
'Het is natuurlijk een bespottelijke gedachte, maar ben je soms vies van me?'
Een bespottelijke gedachte? dacht ze bij zichzelf. Was het maar waar! Ze vond hem ronduit afstotelijk, eng en onbetrouwbaar. Maar ja, ook dat kon ze natuurlijk niet zeggen.
'Wat maakt het ook uit?' Ybo maakte een wegwerpgebaar.
'Dan blijf je maar staan.'
Asverze keek de kamer rond, zag een royale fauteuil en ging er ongevraagd in zitten. Ybo keek haar even sprakeloos aan.
'Ik kan me niet herinneren dat ik je die stoel had aangeboden.'
'Ik ook niet,' antwoordde ze liefjes.
Ze was niet van plan te liegen, maar ze liet zich ook niet zomaar bespelen en in een hoek drukken. Ybo lachte, een akelig, kakelend lachje.
'Een brutaaltje, kijk eens aan.'
'Een zelfverzekerde, jonge meid,' verbeterde ze hem.
'Drink een glas wijn met me,' gebood hij.
'Nee, dank u.'
'Nee, dank u, uwe heiligheid,' verbeterde hij haar met nauw verholen irritatie in zijn stem.
'Een hapje pretpaddestoelen, dan?'
'Ook niet, uwe heiligheid,' sprak ze kalmpjes terwijl ze bij de opperpriester de irritatie zag stijgen.
'Een lekker lurkje aan de pijp? Ik heb eerste klas hennep!'
'Nee, dat ook niet.'
'Je drinkt niet, je rookt niet, je eet geen pretpaddestoelen! Bah, wat ben jij voor een vrouw!?' viel Ydo uit.
'Ik ben een jonge vrouw met een eigen mening.'
'Bah, het hebben van een eigen mening wordt zwaar overschat. Zeker voor een vrouw. Een vrouw hoort helemaal geen eigen mening te hebben. Een slimme vrouw, is een slechte vrouw. Knoop dat goed in je oren.' 'Dat gelooft u toch zelf niet?'
'Nou, en of! Ik heb er nog één voor je: hoe voller het hoofd, hoe holler de schoot. Ofwel, teveel onderwijs is maar schadelijk voor meisjes. Dat tast de vruchtbaarheid aan. Een fatsoenlijke, eerbare, échte vrouw leert niet meer dan strikt noodzakelijk is. De rest is balast die haar maar afhoudt van haar basistaak: zorgen en baren.' 'Dat kunt u nu wel zeggen, maar ik ben niet met u eens,' waagde ze.
Ydo ontplofte zowat.
'Hoe dúrf je!? Hoe waag je het mij tegen te spreken!? Mij, de opperpriester! De eerste Zoon van de Vader! De hoogste heer van Maanwelle!'
'De hoogste heer van Maanwelle?' informeerde ze poeslief.
'Ik dacht dat de hoofdman de hoogste heer van Maanwelle was?'
Opperpriester Ybo verloor zijn zelfbeheersing en slaakte een oerkreet vol woede.
'Spreek me niet tegen brutale, goddeloze vrouw! Ben jij eigenlijk wel een vrouw!?'
Asverze was even van haar stuk gebracht.
'Pardon?'
'Of jij wel een vrouw bent.'
'Wat een onzin! Natuurlijk ben ik een vrouw.'
'Zo zie je er anders niet uit.' 'Ik heb toch een jurk aan, of niet soms?'
'Voor hetzelfde geld ben je een verklede kerel en zit er een jongetje in die jurk. Je zou de eerste niet zijn.' 'Wat een nonsens!'
'Houd je mond! Ik ben hier degene die bepaald wat nonsens is. Sta op!'
'Wat-?'
'Ga staan!' brulde de opperpriester.
'Kom uit de stoel en kom hier voor me staan!'
Hij legde al zijn autoriteit en overredingskracht in zijn stem. Tot haar eigen stomme verbazing zag Asverze zichzelf gehoorzamen. Een paar seconden later stond ze enigszins gespannen voor Ydo. Hij keek haar aan alsof hij geen mens, maar een moot vlees keurde. Ze voelde zich opeens naakt en merkte dat ze onwilligkeurig een beetje kromp onder zijn kille, keurende blik.
'Net wat ik dacht: geen tieten en geen heupen.' Asverze kreeg een kleur. 'Draai je om,' gebood hij op een toon die geen enkele ruimte voor tegenspraak liet. 'Bah, ook geen fatsoenlijke kont! Geen enkele ronding of welving, geen enkele zachte lijn, geen enkele vrouwelijk vorm. Weet je wat jij bent? Nou!?'
Ze schraapte al haar moed en eigenwaarde bij elkaar, rechtte haar rug en keek hem recht in de ogen toen ze antwoord gaf.
'Nee, dus zegt u het maar. Wat ben ik volgens u, uwe heiligheid?' waarbij ze probeerde zoveel mogelijk sarcasme in haar stem te leggen als ze kon opbrengen.
Het effect was onmiddellijk. De opperpriester kreeg bijna een stuip, zoals hij wild rolde met zijn ogen en het schuim rond zijn mond stond.
'Een verklede vent! Een lelijke, arrogante, betweterige, platborstige bemoeial! Een on-vrouw.'