Lezersrecensie
Een avond met jarenlange gevolgen
“Dan prikt hij me en als de vloeistof via de spuit in mijn arm verdwijnt, verspreidt zich een zalig gevoel door mijn lichaam zoals ik nooit eerder heb ervaren. De kamer strekt zich uit tot een stralende zaal en ik voel me helemaal slap, loom en gelukkig als nooit tevoren.” Voorafgaand aan het afbreken van een door Tove ongewenste zwangerschap heeft een arts haar een injectie met de pijnstiller pethidine gegeven. “Pethidine, denk ik en de naam klinkt als het gefluit van een vogel. Ik besluit de man die me zo’n onbeschrijfelijk, zalig gevoel kan geven nooit meer te laten gaan. […] Ik ben volledig geobsedeerd door de gedachte om het gevoel weer te krijgen en behalve voor Carl interesseer ik me voor niemand meer, niet voor Ebbe en alle anderen.”
Tove gebruikt hier, aan het eind van het eerste deel van Afhankelijkheid opnieuw een cliffhanger zoals ze dat ook deed in deel twee uit de Kopenhagen-trilogie toen Viggo F. Møller ten tonele verscheen.
Tove en Viggo F. zijn inmiddels getrouwd maar voelen en betekenen niet veel voor elkaar “Ik zwaai naar hem [wanneer Viggo ‘s ochtend naar de tramhalte loopt om naar zijn werk te gaan] en als ik wegloop van het raam ben ik zijn bestaan compleet vergeten tot het moment dat hij weer opduikt.” ‘s Avonds “ontstaat er een vreemde stilte tussen ons. Het is alsof we alles wat we tegen elkaar wilden zeggen al voor ons trouwen hebben gezegd en dat we in een sneltreinvaart alle woorden hebben opgebruikt die eigenlijk voor de komende vijfentwintig jaar bedoeld waren.” Na haar ontmoeting met de dichter Piet Hein die Tove voorstelt om te scheiden van Viggo, denkt ze na over hun relatie “We hebben iets samen gehad, het was niet veel, maar iets, en nu ben ik bezig het kapot te maken.”
In het geheim schrijft ze aan een roman “waarvoor ik al een titel heb bedacht terwijl ik nog niet precies weet waarover die zal gaan. Ik schrijf gewoon en misschien wordt het goed, misschien niet. Het belangrijkste is dat ik me zoals altijd gelukkig voel als ik schrijf. […] Ik besef steeds beter dat het enige waar ik echt goed in ben, het enige waar ik me met hart en ziel mee bezig wil houden het creëren van zinnen is, het in een bepaalde volgorde van woorden zetten of het schrijven van eenvoudige, vierregelige gedichten. Om dat te kunnen moet ik mensen op een uitzonderlijke manier observeren, ongeveer alsof ik ze wil archiveren voor later gebruik. Om dat te kunnen moet ik op een bepaalde manier boeken lezen, want ik zuig met al mijn poriën alles op wat ik zou kunnen gebruiken, als het niet nu is dan op een later moment.” Wanneer ze het manuscript klaarheeft laat ze het aan Viggo lezen, die het verbluffend goed vindt. “Het is de laatste avond waarop we elkaar weer even in vertrouwen nemen.”
Tove begint een relatie met Piet Hein. Vanwege de onrust die daar het gevolg van is raadt Viggo haar aan een psychiater te bezoeken op wiens advies ze in een kuuroord belandt. Piet bezoekt haar elke dag, huurt na een tijdje zelfs een kamer in een pension voor Tove maar het duurt uiteindelijk niet lang totdat hij hun relatie verbreekt. Ze komt erachter dat ze Viggo nog steeds mist maar die is intussen onbereikbaar voor haar, en komt tot de conclusie dat “Behalve dat ik schrijf ben ik ook een doodgewoon meisje en droom ik van een gewone jongeman die dweept met meisjes met lang blond haar.”
Die jongeman uit haar dromen is Ebbe, een student economie, waarmee ze een volgende relatie begint en prompt zwanger raakt, “Ik krijg een kind. Het is niet te bevatten. Een klein slijmpropje dat diep verborgen in mijn lichaam zit en elke dag een stukje groter zal worden tot ik dik en vormeloos wordt, net als Rapunzel in mijn kindertijd.” Viggo F. stemt in met de scheiding. “Met mij gaat het in die tijd goed. Ik ga trouwen, ik krijg een kind, ik heb een jongeman van wie ik hou en binnenkort krijgen we ons eigen plekje. Ik zeg tegen Ebbe dat ik nooit van hem wil scheiden en dat ik het vreselijk vind als het leven zo ingewikkeld is, zoals het nog niet zo lang geleden was. Hij pakt mijn kin vast en kust me. ‘Misschien,’ zegt hij, ‘ben je zelf ingewikkeld, dan wordt je leven het ook.’” Na de bevalling realiseert ze zich “‘Nu zijn we vader, moeder en kind,’ zeg ik, ‘een doodgewoon, normaal gezin.’ ‘Waarom wil je zo graag gewoon en normaal zijn?’ vraagt Ebbe verbaasd. ‘Het is immers een feit dat je dat niet bent.’ Daar kan ik hem geen antwoord op geven, maar dit wens ik al zo lang als ik me kan herinneren.”
Hun geluk duurt echter niet lang, ze raakt opnieuw zwanger, maar deze keer is die ongewenst. Na veel zoeken komt ze terecht bij de niet-praktiserende arts Carl, die haar als pijnstiller een dosis Pethidine toedient, het begin van de afhankelijkheid. “Zou ik hem de waarheid vertellen? Hem vertellen dat ik verliefd was geworden op een doorzichtige vloeistof in een spuit en niet op de man die de spuit vasthield? Maar ik hield mijn mond, ik vertelde het nooit aan iemand. Het was net als toen ik kind was. Zoete geheimen gaan kapot als je ze aan volwassenen vertelt.” Carl waarschuwt Tove wel voor de gevolgen, het is volgens hem geen snoepgoed. Maar het is al te laat, ze kan niet meer zonder, “in de kale, onverdoofde toestand werd het steeds akeliger. Alles werd grauw, slijmerig, lelijk, onverdraaglijk.”
Uiteindelijk worden zowel Carl, vanwege een psychose als de verslaafde Tove in verschillende klinieken opgenomen. In de afkickkliniek, waar de Pethidine vervangen wordt door butalgin en ze uiteindelijk zonder kan, waarschuwt de arts haar ervoor dat de verleiding altijd op de loer zal blijven liggen. Tove neemt hem niet serieus, onterecht zoals blijkt wanneer ze zonder begeleiding naar de stad is geweest. “Toen ik thuiskwam, pakte ik een vel schrijfmachinepapier en staarde ernaar. Hoe eenvoudig zou het zijn om het met een schaar in stukken te knippen, er een recept voor butalgin op te schrijven en ermee naar de apotheek te gaan. Toen bedacht ik hoeveel ze hier voor mij hadden gedaan en hoe oprecht ze deelden in mijn vreugde omdat ik weer beter was en ik wist dat ik het hun niet kon aandoen. Niet zolang ik hier verbleef. […] Maar toen ik naar bed ging en mijn chloraal, een slaapmiddel had gehad, lag ik lang wakker en zag de etalage van de apotheek voor me. Ik bedacht hoe goed ik kon werken op butalgin en dat het gewoon een kwestie was van de doses niet te verhogen. Het kon geen kwaad om er af en toe eentje van te nemen, als je er maar voor zorgde dat het niet de macht overnam. Toen herinnerde ik me weer mijn eindeloze lijden tijdens mijn ontwenningskuur en ik dacht; nee, dat nooit meer.”
Na verloop van tijd wint de verleiding het toch weer van de drang tot zelfbehoud en vervalt ze in haar oude handelswijze. Zelfs de liefde voor haar vierde echtgenoot, Victor Andreasen lijkt het onderspit te delven maar deze weet tenslotte met veel daadkracht Toves zelfvernietigingsdrang te overwinnen. “We hielden van elkaar en hadden genoeg aan elkaar en de kinderen. Ik begon weer te schrijven en als de werkelijkheid als een zandkorrel in mijn oog prikte, kocht ik een fles rode wijn en deelde die met Victor. Ik was gered van mijn jarenlange verslaving, maar zelfs vandaag de dag nog, als ik alleen maar bloed moet laten prikken of langs een apothekersetalage loop, wordt het oude verlangen heel zachtjes in me opgewekt. Het sterft nooit helemaal, zo lang als ik leef.”
Tove gebruikt hier, aan het eind van het eerste deel van Afhankelijkheid opnieuw een cliffhanger zoals ze dat ook deed in deel twee uit de Kopenhagen-trilogie toen Viggo F. Møller ten tonele verscheen.
Tove en Viggo F. zijn inmiddels getrouwd maar voelen en betekenen niet veel voor elkaar “Ik zwaai naar hem [wanneer Viggo ‘s ochtend naar de tramhalte loopt om naar zijn werk te gaan] en als ik wegloop van het raam ben ik zijn bestaan compleet vergeten tot het moment dat hij weer opduikt.” ‘s Avonds “ontstaat er een vreemde stilte tussen ons. Het is alsof we alles wat we tegen elkaar wilden zeggen al voor ons trouwen hebben gezegd en dat we in een sneltreinvaart alle woorden hebben opgebruikt die eigenlijk voor de komende vijfentwintig jaar bedoeld waren.” Na haar ontmoeting met de dichter Piet Hein die Tove voorstelt om te scheiden van Viggo, denkt ze na over hun relatie “We hebben iets samen gehad, het was niet veel, maar iets, en nu ben ik bezig het kapot te maken.”
In het geheim schrijft ze aan een roman “waarvoor ik al een titel heb bedacht terwijl ik nog niet precies weet waarover die zal gaan. Ik schrijf gewoon en misschien wordt het goed, misschien niet. Het belangrijkste is dat ik me zoals altijd gelukkig voel als ik schrijf. […] Ik besef steeds beter dat het enige waar ik echt goed in ben, het enige waar ik me met hart en ziel mee bezig wil houden het creëren van zinnen is, het in een bepaalde volgorde van woorden zetten of het schrijven van eenvoudige, vierregelige gedichten. Om dat te kunnen moet ik mensen op een uitzonderlijke manier observeren, ongeveer alsof ik ze wil archiveren voor later gebruik. Om dat te kunnen moet ik op een bepaalde manier boeken lezen, want ik zuig met al mijn poriën alles op wat ik zou kunnen gebruiken, als het niet nu is dan op een later moment.” Wanneer ze het manuscript klaarheeft laat ze het aan Viggo lezen, die het verbluffend goed vindt. “Het is de laatste avond waarop we elkaar weer even in vertrouwen nemen.”
Tove begint een relatie met Piet Hein. Vanwege de onrust die daar het gevolg van is raadt Viggo haar aan een psychiater te bezoeken op wiens advies ze in een kuuroord belandt. Piet bezoekt haar elke dag, huurt na een tijdje zelfs een kamer in een pension voor Tove maar het duurt uiteindelijk niet lang totdat hij hun relatie verbreekt. Ze komt erachter dat ze Viggo nog steeds mist maar die is intussen onbereikbaar voor haar, en komt tot de conclusie dat “Behalve dat ik schrijf ben ik ook een doodgewoon meisje en droom ik van een gewone jongeman die dweept met meisjes met lang blond haar.”
Die jongeman uit haar dromen is Ebbe, een student economie, waarmee ze een volgende relatie begint en prompt zwanger raakt, “Ik krijg een kind. Het is niet te bevatten. Een klein slijmpropje dat diep verborgen in mijn lichaam zit en elke dag een stukje groter zal worden tot ik dik en vormeloos wordt, net als Rapunzel in mijn kindertijd.” Viggo F. stemt in met de scheiding. “Met mij gaat het in die tijd goed. Ik ga trouwen, ik krijg een kind, ik heb een jongeman van wie ik hou en binnenkort krijgen we ons eigen plekje. Ik zeg tegen Ebbe dat ik nooit van hem wil scheiden en dat ik het vreselijk vind als het leven zo ingewikkeld is, zoals het nog niet zo lang geleden was. Hij pakt mijn kin vast en kust me. ‘Misschien,’ zegt hij, ‘ben je zelf ingewikkeld, dan wordt je leven het ook.’” Na de bevalling realiseert ze zich “‘Nu zijn we vader, moeder en kind,’ zeg ik, ‘een doodgewoon, normaal gezin.’ ‘Waarom wil je zo graag gewoon en normaal zijn?’ vraagt Ebbe verbaasd. ‘Het is immers een feit dat je dat niet bent.’ Daar kan ik hem geen antwoord op geven, maar dit wens ik al zo lang als ik me kan herinneren.”
Hun geluk duurt echter niet lang, ze raakt opnieuw zwanger, maar deze keer is die ongewenst. Na veel zoeken komt ze terecht bij de niet-praktiserende arts Carl, die haar als pijnstiller een dosis Pethidine toedient, het begin van de afhankelijkheid. “Zou ik hem de waarheid vertellen? Hem vertellen dat ik verliefd was geworden op een doorzichtige vloeistof in een spuit en niet op de man die de spuit vasthield? Maar ik hield mijn mond, ik vertelde het nooit aan iemand. Het was net als toen ik kind was. Zoete geheimen gaan kapot als je ze aan volwassenen vertelt.” Carl waarschuwt Tove wel voor de gevolgen, het is volgens hem geen snoepgoed. Maar het is al te laat, ze kan niet meer zonder, “in de kale, onverdoofde toestand werd het steeds akeliger. Alles werd grauw, slijmerig, lelijk, onverdraaglijk.”
Uiteindelijk worden zowel Carl, vanwege een psychose als de verslaafde Tove in verschillende klinieken opgenomen. In de afkickkliniek, waar de Pethidine vervangen wordt door butalgin en ze uiteindelijk zonder kan, waarschuwt de arts haar ervoor dat de verleiding altijd op de loer zal blijven liggen. Tove neemt hem niet serieus, onterecht zoals blijkt wanneer ze zonder begeleiding naar de stad is geweest. “Toen ik thuiskwam, pakte ik een vel schrijfmachinepapier en staarde ernaar. Hoe eenvoudig zou het zijn om het met een schaar in stukken te knippen, er een recept voor butalgin op te schrijven en ermee naar de apotheek te gaan. Toen bedacht ik hoeveel ze hier voor mij hadden gedaan en hoe oprecht ze deelden in mijn vreugde omdat ik weer beter was en ik wist dat ik het hun niet kon aandoen. Niet zolang ik hier verbleef. […] Maar toen ik naar bed ging en mijn chloraal, een slaapmiddel had gehad, lag ik lang wakker en zag de etalage van de apotheek voor me. Ik bedacht hoe goed ik kon werken op butalgin en dat het gewoon een kwestie was van de doses niet te verhogen. Het kon geen kwaad om er af en toe eentje van te nemen, als je er maar voor zorgde dat het niet de macht overnam. Toen herinnerde ik me weer mijn eindeloze lijden tijdens mijn ontwenningskuur en ik dacht; nee, dat nooit meer.”
Na verloop van tijd wint de verleiding het toch weer van de drang tot zelfbehoud en vervalt ze in haar oude handelswijze. Zelfs de liefde voor haar vierde echtgenoot, Victor Andreasen lijkt het onderspit te delven maar deze weet tenslotte met veel daadkracht Toves zelfvernietigingsdrang te overwinnen. “We hielden van elkaar en hadden genoeg aan elkaar en de kinderen. Ik begon weer te schrijven en als de werkelijkheid als een zandkorrel in mijn oog prikte, kocht ik een fles rode wijn en deelde die met Victor. Ik was gered van mijn jarenlange verslaving, maar zelfs vandaag de dag nog, als ik alleen maar bloed moet laten prikken of langs een apothekersetalage loop, wordt het oude verlangen heel zachtjes in me opgewekt. Het sterft nooit helemaal, zo lang als ik leef.”
1
Reageer op deze recensie
