In lyrisch, beschouwend proza onthult Christie langzaam de beproevingen en overwinningen van haar eerste jaar op Maplehurst - van de hevige hitte van de zomer tot het glorieuze bladerdak van de herfst, en van het stille verdriet in de winter tot de onverwachte zegeningen van de lente. Door wat ze vertelt over planten, de tuin onderhouden, de poort openzetten voor de buren en de taal van een plek leren spreken, neemt Christie je mee in de pijn en de vreugde van het kleine begin, en in de verwondering over een God die bij ons wil wonen.