Bor van Rossum is zestien jaar en een bekende van de politie. Rechercheur De Bree heeft ervoor gezorgd dat hij nu op de havo zit. Bor voetbalt, sleutelt aan zijn brommer en gaat in het weekend vanuit Nieuw-West met de tram naar het centrum van Amsterdam om in de Kalverstraat vrienden te ontmoeten en in modezaken bij de damespaskamers rond te hangen. De jongens spreken medepassagiers en voorbijgangers bijzonder grof aan of geven hardop commentaar op de mensen om hen heen. Vanaf het moment dat Bor, samen met drie vrienden, een paar mormonen (leden van een christelijke groepering) in elkaar slaat, verliest Bor zijn greep op de gebeurtenissen. Dan krijgt Bor bericht dat hij zich bij de politie moet melden. Hij gaat die avond naar een feestje van Ruth. Bor is zo opgefokt, dat de avond nogal uit de hand loopt.