Altijd en overal, en in alle vormen van kunst en entertainment, zijn er dingen die niet mogen. Presidenten, pastoors, politici, politiemannen en puriteinen, allemaal blijken ze wel eens lange tenen te hebben en proberen ze dingen te verbieden. In de wereld van het beeldverhaal is dat niet anders. Meer dan vijftig jaar lang boog strippionier Jan Smet zich over stripcensuur. In dit boek, te beschouwen als zijn levenswerk, behandelt hij bekende, soms zeer gemediatiseerde zaken, maar heeft evenveel aandacht voor ondergesneeuwde of vergeten vormen van censuur. Hij gaat van Europa naar de Verenigde Staten en terug, en belandt onderweg op onverwachte plaatsen. Daarmee biedt dit boek een soms trieste, soms verbijsterende, dan weer geestige of verbazingwekkende schaduwgeschiedenis van het beeldverhaal, met een bijzondere focus op wat allemaal niet mocht.
