Heeresma zet de licht melancholieke toon voort die hij in het eerste deel van zijn memoires al voerde. In een associatieve, meanderende maar ook uiterst precieze stijl schrijft hij over zijn jeugd die samenvalt met de oorlog, met het verdwijnen van het grootste deel van de joodse bevolking uit zijn stad, met de komst van de Canadezen in Amsterdam en met de bevrijding van die wrede Duitse terreur.
