Precies negen maanden en twaalf dagen na de trouwdag van Joke en Harrie wordt Koosje geboren. Naast de koeien, varkens en pony Max wordt de boerderij in Maas en Waal al snel voller, met nog vijf jongens. Al op jonge leeftijd merkt Koosje dat er voor haar als meisje een andere rol in het gezin is weggelegd. Ze maakt schoon, dekt de tafel en schudt de bedden op, omdat het zo hoort. Als Koosje op dertienjarige leeftijd haar vader verliest, wordt ze ongewild moeders rechterhand. Dit voelt voor haar als een grote verantwoordelijkheid. In Een te grote jas probeert Koosje om te gaan met haar plek in het gezin tegen de achtergrond van de hokjesgeest in de jaren vijftig en de opkomende roerige jaren zestig.