Op een vroege zomerochtend laat een hoogbejaarde man zich in het zwarte water van de haven van zijn woonplaats zakken. Rond zijn middel het touw waarmee hij het rubberbootje met benodigde spullen achter zich aan zal trekken. Het tasje met medicijnen blijft achter, de zware reis zal zijn heelmiddel zijn. De weduwnaar wil in zeven dagen naar zijn geboortedorp zwemmen, de plek die hij nu al tachtig jaar heeft gemeden. Wat drijft hem? En, belangrijker: gaat het hem lukken?
In de tedere novelle engelland beschrijft A.H.J. Dautzenberg de laatste tocht van een diepbeschadigde man die in het aangezicht van de dood nog één opdracht heeft te vervullen. Dautzenberg neemt de lezer mee naar een mythische wereld waarin tijd niet bestaat, een wereld waarin heden en verleden samensmelten. Met engelland voegt hij een nieuw hoogtepunt toe aan zijn avontuurlijke en kleurrijke oeuvre. Een allegorisch sprookje dat na lezing nog lang zal resoneren.