De fantastische vertellingen van F. Bordewijk verschenen in drie bundels in 1919, 1923 en 1924 en zijn in dit boek bij elkaar gebracht, voorzien van een nawoord van Pierre H. Dubois. Hoewel Bordewijk vooral naam en faam geniet als romanschrijver, vormen deze vertellingen een niet te verwaarlozen onderdeel van zijn oeuvre, waarvoor de belangstelling nog altijd groot is.
'Ik wilde met die fantastische vertellingen een weg gaan die men in ons land zelden of niet gaat. Namelijk het fantastische verhaal dat aan de andere kant toch gebeurlijk is, zei Bordewijk tegen Nol Gregoor.
In de dertien verhalen die hier gebundeld zijn, hebben de krankzinnigheid, het demonische van mens en natuur en de macht van het onbewuste het onderwerp.
Net zoals in zijn romans is Bordewijk in zijn Fantastische Vertellingen geobsedeerd door het lugubere, het verval, het kwaad en het menselijk onvermogen. Maar Bordewijk objectiveert door zijn stijl die angst en het chaotische van de wereld.
'Ik wilde met die fantastische vertellingen een weg gaan die men in ons land zelden of niet gaat. Namelijk het fantastische verhaal dat aan de andere kant toch gebeurlijk is, zei Bordewijk tegen Nol Gregoor.
In de dertien verhalen die hier gebundeld zijn, hebben de krankzinnigheid, het demonische van mens en natuur en de macht van het onbewuste het onderwerp.
Net zoals in zijn romans is Bordewijk in zijn Fantastische Vertellingen geobsedeerd door het lugubere, het verval, het kwaad en het menselijk onvermogen. Maar Bordewijk objectiveert door zijn stijl die angst en het chaotische van de wereld.