Griet is altijd op het water te vinden. Al toen ze klein was hielp ze haar vader met zijn trekschuit en als jongvolwassene verloofde ze zich met Anton, een binnenschipper. De Tweede Wereldoorlog verscheurde haar rustige leven: Anton verdween tijdens zijn dienst en Griet bleef achter met hun dochtertje.
Inmiddels is het 1961. Jarenlang is Griet als alleenstaande moeder met de nek aangekeken door de rest van het dorp. Alleen als aflegger kon ze werk vinden, want de doden hebben geen oordelen. Ze wil voorkomen dat haar dochter eenzelfde lot tegemoet gaat, dus wanneer de zeventienjarige Lies zwanger thuiskomt, zet Griet alles op alles om het tij te keren.