Na een begin als vondeling wordt Antonia na een te nauwe betrokkenheid bij de godsdienstige praktijken in het klooster, waar ze opgroeit, toch een gezond, natuurlijk, spontaan meisje, dat haar gang gaat en overal het hare van denkt. De agressie en onvrede die in het dorp van haar pleegouders heerst, wordt dan ook op haar, als buitenstaanster, gericht. Het boek is sociologisch zeer interessant omdat het niet alleen een beeld oproept van het boerenleven met zijn problemen in een rijstverbouwende regio in het 17e-eeuwse Italië, maar ook een corrupte én idealistische kerk tegenover elkaar stelt, van wier machtsstrijd Antonia de dupe wordt.