De schrijfster, een westerse vrouw, gaat in visioenen op zoek naar de essentie van het vrouw-zijn, met de daarbij behorende verantwoordelijkheden. Met de hulp van een genezeres betreedt zij onbekende werelden vol geesten, en door verschillende proeven leert ze zich niet vast te klampen aan rationalisme en materialisme. In de spirituele dromen leert ze de krachten kennen waarvan zij zich niet bewust was. Ze komt in kontakt met de zusterschap, een gezelschap spirituele vrouwen. De schrijfster leert dat het leven vergankelijk is als een rups, maar daarna komt de verlichting in de vorm van de schoonheid als van een vlinder. De schrijfster is de leerling van een Indiaanse medicijnvrouw die haar inwijdt in een sjamanistisch genootschap van vrouwen. De ervaringen vinden afwisselend plaats in Canada en Midden-Amerika. Dit boek is een deel van een serie waarin de schrijfster over de oeroude magische kracht van vrouwen vertelt.