In het eerste deel van dit werk uit 1902 probeerde de schrijfster de invloed van de ekonomische beweging op het maatschappelijk leven in Nederland na te gaan. Dat vormde in haar marxistische visie de grondslag van alle maatschappelijke krachten. Zij ziet haar verslag als een droevige geschiedenis. Het tweede deel verscheen een kwart eeuw later. De schrijfster verklaart dan dat haar opvattingen intussen een aanzienlijke verandering hebben ondergaan, minder dogmatisch marxistisch zijn geworden. Zij ziet dan ook andere dan economische krachten die aan het maatschappelijk leven ten grondslag liggen. Genoemd werk heeft - zoals uit de aard van de data duidelijk zal zijn - nauwelijks wetenschappelijke waarde meer. Het vormt wel een interessante demonstratie van de ontwikkelingsgang van de schrijfster, die exemplarisch mag heten voor een vrij groot aantal socialisten.