Een bijna zeventigjarige man kijkt terug op zijn eigenaardige loopbaan en aansluitende pensioentijd. De lezer wordt op vaak hilarische wijze meegezogen in zijn grillige, chaotische tocht langs een reeks werkgevers en culturele manifestaties. De personen, die hij in zijn verhalen ontmoet, zitten vreemd in elkaar of zij zijn zelf de weg kwijt. Lang niet alle verhalen zijn overigens hilarisch te noemen. Op indringende wijze komen zijn fascinaties voor thema’s als de dood, het hiernamaals, demonen en begraafplaatsen in een soms surrealistische setting voorbij. Hoewel de verhalen autobiografisch van opzet zijn, lopen feiten en fictie soms in elkaar over, omdat hij de werkelijkheid uitvergroot, een kwartslag draait of zelfs op zijn kop zet in de traditie van zijn grote voorbeelden Belcampo en Edgar Allan Poe.