In "Wie zegt dat ik anders ben" wordt de 19-jarige hoofdpersoon Stef oor een dramatisch auto-ongeluk een nieuw leven in geslingerd. Hij ontsnapt aan de dood en belandt in coma. Als hij weer wakker wordt, blijkt zijn lichaam allerlei beperkingen te hebben. Het ongeluk is het einde van een anoniem bestaan als Brabants schoffie, dat droomt van een voetbalcarrière. Voortaan is Stef ongewild het middelpunt van een wereld van goede bedoelingen en moet hij de confrontatie aan met zijn handicaps en met mensen die er niet goed raad mee weten. Ironisch genoeg is het door de aankoop van een auto dat hij een deel van zijn vrijheid herwint. Op eigen kracht bouwt hij een nieuw leven op, reist met zijn auto door Europa, vindt de vrouw van zijn leven en raakt gewend aan de bezorgde blikken van de buitenwereld op zijn wankele bestaan. Het boek is een documentair verslag van de strijd tussen Stefs onafhankelijke geest en zijn onwillig lijf. Onverbloemd en eerlijk, soms zelfs irritant eigenwijs, krijgen we een inkijk in het leven van een gehandicapte in een wereld vol vooroordelen.