Lezersrecensie
Leven in fragmenten
*3,4 sterren
Een dun boekje met een ingezoomde gele roos op de voorkant; het intrigeert wel. Achtertuinen is een verhalenbundel van dertien korte verhalen die telkens dezelfde hoofdpersoon volgen in verschillende ervaringen. Hierbij staat plot op de achtergrond, en gaat het meer om verhoudingen tussen personages en de kleine dingen van het leven. De naamloze hoofdpersoon – wiens naam hoogstwaarschijnlijk met een R begint, gezien een scène waarin hij en zijn beste vriend Daan elkaars voorletters in de hand kerven – ‘Daan een R, ik een D’ – misschien is het de schrijver zelf, is erg in zichzelf gekeerd. Hij let op alle details om zich heen, en probeert zo mensen te doorgronden. Een goed voorbeeld hiervan is een scène waarin de hoofdpersoon samen alleen is met de zwangere vrouw van Daan: ‘Ze ziet er niet gelukkig uit, maar misschien hoef je er niet gelukkig uit te zien om gelukkig te zijn. Of misschien bewaart ze het voor later, al dat geluk, voor als wij weg zijn.’ Deze zwangerschap is misschien wel de belangrijkste gebeurtenis in het boek, omdat het de twee beste vrienden uit elkaar drijft, en dat komt heel zwaar aan bij de ik-persoon. Zijn worsteling neemt toe als de baby geboren wordt: ‘Ik wil zeggen: Ik vind het ook prettig dat jullie even zonder hem zijn. […] Ik durf niet aan mezelf toe te geven dat ik ze mis.’
De hoofdpersoon weet niet hoe hij zich moet gedragen en weet niet wat hij met het leven aan wil. Een gevoel waar velen zich waarschijnlijk in kunnen vinden; het boek is dus heel menselijk. Hoofdpersoon R. verlangt naar orde in de kolossale chaos van het leven, kalmeert bijvoorbeeld door de berekenbaarheid van verschillende voorwerpen in de Amsterdamse grachten, maar orde is onmogelijk, zoals blijkt uit het citaat: ‘[…] het grotere geheel laat zich niet opdelen – het geheel is een stapel afzonderlijke dia’s waar één licht doorheen schijnt. Flarden, fragmenten, en toch onontkoombaar: een onbeweegbare stronk van tijd.’ Het fragmentarische van het leven zit in de vorm van het boek verweven, door de snelle tijdwisselingen tussen en binnen elk kort verhaal. Het fragment wordt ook gebruikt in een fotografiemetafoor die vaak opduikt in het boek. Vrienden en kennissen van hem zijn fotografen, en wanneer hij langs een foto-expositie loopt, wordt hij herinnerd aan de fragmentarische aard van het leven; een foto is immers een momentopname.
Kramers stijl past erg goed bij de inhoud van het boek. De simpele, soms muzikale taal, wat ongetwijfeld te maken heeft met zijn muziekpassie, werkt goed bij de observerende hoofdpersoon. We komen dicht bij zijn gedachten en leren hem kennen. Hierdoor voelt hij als een echt persoon aan. Hij denkt erg veel in metaforen. Zo ziet hij zijn vrienden als ‘planeten die al bijna vijftien jaar rondom mijn leven zweven. Af en toe de atmosfeer in, en soms ook weer even uit.’ De metaforen zorgen dat je het goed voor je kunt zien. Dat is ook nodig in een verhaal waar weinig gebeurt. Gelukkig is Kramer goed in beelden scheppen, bijvoorbeeld wanneer vriendin Vera en de ik-persoon door de buitenlandse tuinen heenlopen: ‘Het is een zachte nacht zoals je die alleen hier kunt vinden: een mild rokerige geur, de smaak van vuurstenen op je lippen, de geur van warmte, maar ook de afval vanuit de stad, de riolering, al die pannen vol olie en de hijgerige lucht die opstijgt vanuit de ondergrondse.’
Pas op driekwart van het boek is er conflict – de bootmotor begeeft het midden op het water – en dit wordt direct opgelost. Ook al past het gebrek aan conflict of plot wel bij de gewoonheid die het boek uitstraalt, is het toch ook een blokkade om te blijven lezen. Zet je echter door tot het eind, dan word je niettemin beloond door een positief slot dat de titel ‘Achtertuinen’ in een nieuw daglicht stelt.
Een dun boekje met een ingezoomde gele roos op de voorkant; het intrigeert wel. Achtertuinen is een verhalenbundel van dertien korte verhalen die telkens dezelfde hoofdpersoon volgen in verschillende ervaringen. Hierbij staat plot op de achtergrond, en gaat het meer om verhoudingen tussen personages en de kleine dingen van het leven. De naamloze hoofdpersoon – wiens naam hoogstwaarschijnlijk met een R begint, gezien een scène waarin hij en zijn beste vriend Daan elkaars voorletters in de hand kerven – ‘Daan een R, ik een D’ – misschien is het de schrijver zelf, is erg in zichzelf gekeerd. Hij let op alle details om zich heen, en probeert zo mensen te doorgronden. Een goed voorbeeld hiervan is een scène waarin de hoofdpersoon samen alleen is met de zwangere vrouw van Daan: ‘Ze ziet er niet gelukkig uit, maar misschien hoef je er niet gelukkig uit te zien om gelukkig te zijn. Of misschien bewaart ze het voor later, al dat geluk, voor als wij weg zijn.’ Deze zwangerschap is misschien wel de belangrijkste gebeurtenis in het boek, omdat het de twee beste vrienden uit elkaar drijft, en dat komt heel zwaar aan bij de ik-persoon. Zijn worsteling neemt toe als de baby geboren wordt: ‘Ik wil zeggen: Ik vind het ook prettig dat jullie even zonder hem zijn. […] Ik durf niet aan mezelf toe te geven dat ik ze mis.’
De hoofdpersoon weet niet hoe hij zich moet gedragen en weet niet wat hij met het leven aan wil. Een gevoel waar velen zich waarschijnlijk in kunnen vinden; het boek is dus heel menselijk. Hoofdpersoon R. verlangt naar orde in de kolossale chaos van het leven, kalmeert bijvoorbeeld door de berekenbaarheid van verschillende voorwerpen in de Amsterdamse grachten, maar orde is onmogelijk, zoals blijkt uit het citaat: ‘[…] het grotere geheel laat zich niet opdelen – het geheel is een stapel afzonderlijke dia’s waar één licht doorheen schijnt. Flarden, fragmenten, en toch onontkoombaar: een onbeweegbare stronk van tijd.’ Het fragmentarische van het leven zit in de vorm van het boek verweven, door de snelle tijdwisselingen tussen en binnen elk kort verhaal. Het fragment wordt ook gebruikt in een fotografiemetafoor die vaak opduikt in het boek. Vrienden en kennissen van hem zijn fotografen, en wanneer hij langs een foto-expositie loopt, wordt hij herinnerd aan de fragmentarische aard van het leven; een foto is immers een momentopname.
Kramers stijl past erg goed bij de inhoud van het boek. De simpele, soms muzikale taal, wat ongetwijfeld te maken heeft met zijn muziekpassie, werkt goed bij de observerende hoofdpersoon. We komen dicht bij zijn gedachten en leren hem kennen. Hierdoor voelt hij als een echt persoon aan. Hij denkt erg veel in metaforen. Zo ziet hij zijn vrienden als ‘planeten die al bijna vijftien jaar rondom mijn leven zweven. Af en toe de atmosfeer in, en soms ook weer even uit.’ De metaforen zorgen dat je het goed voor je kunt zien. Dat is ook nodig in een verhaal waar weinig gebeurt. Gelukkig is Kramer goed in beelden scheppen, bijvoorbeeld wanneer vriendin Vera en de ik-persoon door de buitenlandse tuinen heenlopen: ‘Het is een zachte nacht zoals je die alleen hier kunt vinden: een mild rokerige geur, de smaak van vuurstenen op je lippen, de geur van warmte, maar ook de afval vanuit de stad, de riolering, al die pannen vol olie en de hijgerige lucht die opstijgt vanuit de ondergrondse.’
Pas op driekwart van het boek is er conflict – de bootmotor begeeft het midden op het water – en dit wordt direct opgelost. Ook al past het gebrek aan conflict of plot wel bij de gewoonheid die het boek uitstraalt, is het toch ook een blokkade om te blijven lezen. Zet je echter door tot het eind, dan word je niettemin beloond door een positief slot dat de titel ‘Achtertuinen’ in een nieuw daglicht stelt.
1
Reageer op deze recensie