Meer dan 5,4 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

waardevolle toevoeging

Adriaan van Dis. Ik had nog nooit een boek van deze schrijver gelezen. Wat direct opvalt: korte bondige zinnen met een eigenzinnig woordenspel, treffende hoofdstukken met een intrigerende verhaallijn.
In zachtheid naar een warm omhelzen- de titel verwijst naar een gedicht van Adriaan Roland Holst- gaat van Dis terug naar de plaats en de plek waar hij een groot gedeelte van zijn leven als negenjarige jongen heeft doorgebracht. Het is vlak na de oorlog als zijn moeder hem naar zijn grootvader Huibert in de grote stad stuurt, om hem uit de buurt van zijn eigen labiele door de oorlog in Indie getraumatiseerde vader te houden. De borden met eten die regelmatig door hem tegen de muur worden gegooid, werken de jonge Adriaan op zijn zenuwen, zodanig dat hij er galbulten van krijgt. Van zijn drie donkere zussen moet hij het ook niet hebben. Zij zijn van een vader die op Java door de Japanners is vermoord en ruilen Adriaan, hun in Holland geboren broertje met een verkeerde kleur en vol spikkels, liever in. Hij is immers van een man die niet eens met hun moeder is getrouwd.
Grootvader Huibert is een herenboer die voorheen grote stukken land in zijn bezit had die hij aan boeren verpachtte. Hij woont in het rode fluwelen gedeelte van een groot huis en heeft dienstmeid Jans voor dag en nacht. Jans is de jongste uit een gezin van negen kinderen en al bij hem werkzaam sinds zijn vrouw in het kraambed na de bevalling van zijn dochter, de moeder van Adriaan, gestorven is. Als Huibert van zijn boerenland naar het hoge huis in de stad verhuist, neemt hij Jans mee. Hij kan niet zonder haar verzorging, van het maken van knopen aan zijn vest tot het bereiden van de spekpannekoek op zondag. Zijn eigen leven bestaat louter uit het bijhouden van de beursberichten, het ontvangen van vooraanstaande personen zoals de notaris en de kolonel en het commanderen van Jans door middel van een tafelbel. Hij is wars van de moderne middelen zoals een telefoon en een toilet. Iedereen in het huis heeft een eigen po die elke dag op de mestvaalt van de moestuin geleegd wordt. Alleen die van Adriaan heeft een gouden rand.
Adriaan, die naar een grootmoeder verlangt, noem Tante Jans al vrij snel zijn Ommie. In het hoge huis verandert ze het leven van haar Sproet. Ze meet hem nieuwe kleren aan, geeft hem gezond te eten op een porseleinen servies en leert hem de moestuin onderhouden. Grootvader bemoeit zich er niet mee. Opvoeden is een vrouwenzaak. Dat de jongen een poos bij hem in huis komt wonen, ziet hij vooral als de noodzaak hem manieren bij te brengen.
Van Ommie krijgt Adriaan een oude verrekijker. Hij poetst hem op en noemt hem Maresch, de naam die in de voering van de foedraal staat. Op een van zijn speurtochten door het huis, want Adriaan is altijd nieuwsgierig en vraagt duizend keer waarom, ontdekt hij in de gang een vluchtkast met de spullen van onderduiker Jan Maresch. De verrekijker wordt vervolgens zijn kameraad. Hij speurt er vanuit de bovenkamer van het huis de straat mee af, bespiedt er de slak mee die de sla in de moestuin aanvreet en maakt van een rode vlek in het marmer een levend wezen.
Ommie en Adriaan raken ieder op hun eigen manier gehecht aan elkaar. Haar Sproet is haar kleinkind en zijn Ommie is zijn oma. Als hij haar plakboek van de oorlog ontdekt, vertelt ze hem over het leed dat de onderduikers in hun zelfgemaakte hut op de vuilnisbelt achter het huis is aangedaan. Liever behoedt ze hem voor deze wreedheden van het leven, in tegenstelling tot zijn grootvader die vindt dat Adriaan ook de harde lessen ervan moet ervaren.
Met Melita, een oude vrouw met een houten been en haar lamme zoon Gabriel, met de kolonel, de schaakpartner van zijn grootvader en met zijn leraar Rini van Look, die hem zowel binnenshuis als buitenshuis prive les geeft, krijgt hij een speciale band. Meilita, ooit danseres, maakt voor haar huis op haar houten been een dansje voor hem, de kolonel geeft hem op zijn sterfbed een oude Poolse munt en van Rini van Look krijgt hij een speldje met de vier kleuren.
In dit intrigerende verhaal legt van Dis ook regelmatig de link met onze huidige tijd. Door middel van de door hem opgespoorde archiefstukken, foto´s en brieven schetst hij een ontroerend beeld van de vrouw die hem op negenjarige leeftijd de wijze lessen van het leven heeft geleerd, van zijn Ommie die zijn grootvader dag en nacht van dienst was als hij op zijn tafelbel drukte, en van de oma die voor hem en zichzelf opkwam daar waar het nodig was. Van enige genegenheid en dankbaarheid jegens haar van zijn grootvader was echter nooit sprake, wat regelmatig in haar eigen oorlog met hem tot uiting kwam. Dan negeerde ze de tafelbel en nam ze de zondagmiddag vrij. Aan het einde van het boek, als Adriaan weer thuis aan de kust woont en Ommie op bezoek komt, geeft ze hem een antieke servetring met zijn naam in krullen gegraveerd. Zo had ze uiteindelijk toch het luikje naar de zachtheid van grootvader gevonden.
Adriaan van Dis opent in dit boek een vergeten gedeelte van zijn leven waar niemand tot die tijd weet van had. Ondanks dat hij dit boek in de derde persoon heeft geschreven, laat hij je onopgemerkt in de huid van de jonge en de oude Adriaan kruipen. Een waardevolle toevoeging aan zijn respectabele oeuvre.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Marcus Strandt/Rob Rooth