Simenon verliet zijn geboorteplaats Luik op negentienjarige leeftijd (1922). sindsdien is hij er zelden teruggeweest: de verhouding tot zijn moeder was niet al te best, vervuld van wederzijds onbegrip. Pas gedurende de week die hij in 1971 aan haar sterfbed doorbracht - en waarbij moeder en zoon slechts enkele woorden wisselden - is er iets in die houding van onbegrip veranderd. In brief aan mijn moeder schildert Simenon een portret van zijn moeder, zoals zich dat in die week definitief voor zijn geestesoog vormde. Zonder in valse sentimenten te vervallen geeft hij de eigenaardige sfeer weer van tot elkaar komen, van terugblikken en begrijpen. Hij verdoezelt de tekortkomingen en onmogelijkheden van zijn moeder niet. Maar via deze laatste brief tracht hij, met de deemoed en de mildheid van een gerijpt man, deze eigenaardige vrouw te accepteren en recht te doen.