Een Nederlands echtpaar, hun twee kinderen en een geschifte oom komen met hun caravan in een Poolse greppel terecht. Wouter, een van de kinderen, nog geen tien jaar oud, kan de humor van de situatie moeilijk inzien: zijn moeder is al tijden overstuur en vader doet in zijn nervositeit alles fout.
Alleen met zijn oom, die altijd een flierefluiter geweest is en over de hele wereld heeft gezworven, kan Wouter goed opschieten. Niet dat het veel helpt. Wouter is meer aan het vallen dan aan het opstaan: halfhartig een koers kiezend die tussen het voorbeeld van zijn ouders en dat van zijn oom heen en weer zwalkt, beweegt hij zich voort in de richting van waar hij ergens zijn toekomst vermoedt.
Pieter Toussaint vertelt humoristisch en indringend over lotsverbondenheid, vriendschap en liefde, over het verlangen ergens bij te horen, bij familie, een vriend of vriendin - en de noodzaak het soms te stellen zonder. Maar hoe doe je dat?
Alleen met zijn oom, die altijd een flierefluiter geweest is en over de hele wereld heeft gezworven, kan Wouter goed opschieten. Niet dat het veel helpt. Wouter is meer aan het vallen dan aan het opstaan: halfhartig een koers kiezend die tussen het voorbeeld van zijn ouders en dat van zijn oom heen en weer zwalkt, beweegt hij zich voort in de richting van waar hij ergens zijn toekomst vermoedt.
Pieter Toussaint vertelt humoristisch en indringend over lotsverbondenheid, vriendschap en liefde, over het verlangen ergens bij te horen, bij familie, een vriend of vriendin - en de noodzaak het soms te stellen zonder. Maar hoe doe je dat?