H.M.A. van der Beek (Den Bosch, 1944 - Nijmegen, 2008), de hoofdpersoon van deze autobiografie, streeft het onmogelijke na. Als grafisch kunstenaar en schrijver is hem er alles aan gelegen om ?de mystieke ervaring mededeelbaar te maken?. Een niet aflatende zelftwijfel verhindert hem een gerichte koers te varen. Zijn leven is als een akker, waarin telkenmale mooie planten worden gezaaid, maar die, vóór ze kunnen opkomen, door hem zelf worden omgeschoffeld. Na vier verloren liefdes en door een dal van diepe duisternis gelouterd, zweert hij zijn artistieke ambities af en vindt zijn bestemming in een zelf verkozen kluizenaarschap. Zijn ?gelukkige eenzaamheid? wordt verdiept door zijn pelgrimages naar het beeld van de Zoete Moeder in de kathedraal van Den Bosch, waar hij gedoopt werd en in de schaduw waarvan hij opgroeide. Maar dan slaat het noodlot onverbiddelijk toe.