Deze dichtbundel is autobiografisch en verhaalt van de liefde tussen dichteres en haar beminde gedurende vijfentwintig jaar en daarna. In haar gedichten verklankt ze de als volmaakt ervaren intimiteit en passie, en het opgaan in de alles verbindende, bovenpersoonlijke dimensie van de Liefde. Andere gedichten spreken in contrast van de pijnlijke emoties en eenzaamheid als gevolg van beperkingen, angst en menselijk onvermogen te kunnen kiezen voor de Liefde.